Een Fenomenologische verkenning van de verschillende arche- of stereotypen waarin de Heren der Schepping zich aan de wereld voordoen. Nota Bene: deze komen niet altijd overeen met de woordenboekhouders-definities van dezelfde woorden! Zo komt een Pietje Bell niet per sé uit Rotterdam (en andersom), bestaat de meeste verjaardagsvisitie (gelukkig) niet uit Gasten en Gastjes en is maar een enkele Kathedraal door het Vaticaan ingewijd.
Primus inter fratres
GUUST – misschien komt Guust maatschappelijk gezien niet al te spectaculair voor de dag, maar hij prijkt toch maar mooi bovenaan deze lijst door zijn onverstoorbare individualiteit, aan het bizarre creativiteit en empathie die hij tegen elke denkbare tegenwerking in weet vol te houden, ook al gaat de rest van de wereld op zijn kop staan.
Ook al valt de schade die de Guust met zijn experimenten onder werktijd aanricht doorgaans erg mee, toch leeft bij veel leidinggevenden het idee dat creativiteit bij werknemers er alleen maar toe leidt dat ze kantoorgebouwen door trillingen van experimentele muziekinstrumenten doen instorten, het ondertekenen van belangrijke contracten beletten en collega’s hinderen met ontploffende tomatensoep; en dat dit daarom met draconische maatregelen als functioneringsgesprekken, functieprofilering, vergaderen, sector-overleggen, jokkend management, flexibele werkplekken en zgn, “clean desk policies” moet worden verhinderd.
Vanzelfsprekend trekt Guust zich hier niet alleen niets van aan; dat soort onzin dringt niet eens tot hem door.
HEER – een heer combineert grote innerlijke beschaving met de klassieke Engelse Gentleman.
Een man wordt niet als heer geboren, hoewel het beslist helpt als hij de zoon is van een Dame en een Heer en geld geen belemmerende rol speelt bij de ontplooiing van de vereiste levensinstelling.
Maar ook dan komt het ware Heerschap hem niet aanwaaien: er komt jarenlange toewijding, studie en training bij kijken.
Een heer doet in stilte veel goeds, wat niet altijd begrepen wordt door lieden van minder allooi, die hem soms zien als een rare snoeshaan met teveel geld.
Een heer is vanzelfsprekend zeer belezen, in het bezit van een uitstekende wijnkelder en bewoont idealiter een kasteeltje, hoewel een echte heer ook genoegen neemt met een landhuis – het is hem niet om status te doen, maar een zekere passende ambiance is toch wel een vereiste om zich als heer te kunnen manifesteren. Daarom is de heer werkgever van een paar man personeel (huisknecht, kok, tuinman) waarmee hij op gepast vriendelijke wijze mee omgaat.
Opmerkelijk is verder dat heren pas zeer laat in het huwelijk treden: het vrijgezellenleven leent zich kennelijk zeer goed tot het uitoefenen van het heerschap, waarbij de heer vaak wordt bijgestaan door een intelligente jongere vriend, waarmee hij de nodige spannende avonturen beleeft en die hem behoedt voor ál te drieste verwikkelingen waar de ware heer zich vanuit zijn sterk ontwikkelde gevoelsleven in dreigt te verstrikken.
Als de heer uiteindelijk met een Dame in het huwelijksbootje stapt, verlegt hij zijn interessegebied naar het uitvoeren van eigenaardige experimenten (alchemie, ontploffingen, x-stralen) die hij, de gevoeligheden van de Dame in acht nemend, in een bijgebouwtje uitvoert.
PIETJE BELL – heeft dat ongecompliceerde, recht-door-zeeë, wars van standsverschil- en kom-op-jongens-handen-uit-de-mouwen-achtige dat men als “typisch Rotterdams” ervaart. Een Pietje Bell heeft zwart haar dat op ongedwongen wijze in de war zit, en is ook op gevorderde leeftijd nog altijd te porren voor kattenkwaad of een goeie practical joke.
Qua individualiteit lijkt hij op Guust, maar hij is duidelijk strijdbaarder en eerder praktisch-inventief dan creatief ingesteld, zodat hij maatschappelijk gezien succesvoller is.
SNORREBRIL – de Snorrebril heeft, zoals de naam al zegt, zowel een snor als een bril, en combineert die zodanig vanzelfsprekend dat de indruk wordt gewekt dat het om één enkel accessoire gaat. Populair bij motoragenten die een strenge gezaghebbende uitstraling nastreven en, opvallend genoeg, ook onder mannen die juist absoluut geen motoragent zijn (of willen zijn) en die de snorrebril op een onnaspeurbaar ontwapenende, zelf-relativerende wijze dragen.
HEERTJE – niet zozeer een klein uitgevallen Heer, maar eerder een poseur die graag goed voor de dag wil komen zonder dat er veel substantie achter schuilt. In tegenstelling tot Heren zijn Heertjes nogal eens driftig en hebben een lage frustratie-tolerantie. Vergelijkbaar met de Engelse Dandy.
HEERSCHAP – (niet te verwarren met “heerschap” als de essentiële kwaliteit van een Heer) is een generalisatie die niet zozeer betrekking heeft op het object maar eerder op het subject: wie “Heerschap” gebruikt wil daarmee goede sier maken. Het woord kan daarom op vrijwel elke man betrekking hebben.
MENEER – is een iets afgezwakte vorm van een Heer. Meneren zijn net als Heren rustig, bedaard en vriendelijk en proberen een zekere filosofische afstand te bewaren tot de dingen. Een Meneer is, net als een Heer, nooit een heethoofd.
De conservis communibus
KNAAP – au fond is een Knaap een jongen of jongeman, maar toch is er iets specifieks, iets subtiels en je ne sais quoi wat de knaap tot Knaap maakt. Zo is een Knaap bijna bovenmenselijk monter en van goede wil, en verkeert hij altijd in een oogverblindend goed humeur. Knapen hebben een voorkeur voor eenvoudige kledij in frisse kleuren met korte mouwen en duidelijke knopen, en een “kort maar gedekte” haardracht. Samen met de opgewekte, levenslustige houding geeft dit dezelfde indruk die Hergé of Uderzo trachtten te bewerkstelligen door een krans van streepjes om een personage heen te tekenen. Ongehinderd door ironie of hipheid, neigen muzikale Knapen naar activiteiten als koorzang en ukelele-spel, terwijl meer op de natuur gerichte Knapen als door een magneet aangetrokken bij de padvinderij terechtkomen.
Helaas zijn er ook onder de Knapen zwakkere broeders die op den duur ten onder gaan aan drank en dobbelspel, en de deerniswekkende indruk die de zgn. ‘schandknaap’ biedt vloeit voort uit het vreselijke contrast daarvan met de oorspronkelijke knaapheid.
MAN – is de meest neutrale term, hoewel het geen sterke variatie op dat neutrale, gemiddelde woord lijkt te verdragen: bij een Gastje denkt men bv. niet snel aan Man terwijl het toch wel degelijk een ‘man’ is. Een Man heeft kort haar, is voor rede vatbaar en meestal vriendelijk, betrouwbaar, ergens tussen de dertig en zeventig, vaker dan gemiddeld gehuwd of samenwonend met een vrouw die “Eva” heet, en gaat onopvallend gekleed.
VENT – is de iets ruigere variant van de man. Venten zijn blauw of grijs gekleed, hebben meestal een buiten-beroep, harde stemmen en zijn tussen de 35 en 55 jaar oud. Vroeger droegen Venten petten maar tegenwoordig gaan ze blootshoofds. Ze houden van een “geintje” en worden luidruchtig na een paar drankjes als ze met meer tegelijk zijn, maar ondanks de ruwe randjes houdt de Vent het uiteindelijk wel beschaafd: je kunt ze vertrouwen.
KEREL – nog iets ruiger dan de Vent. Ergens tussen de 27 en 65 jaar oud, zijn Kerels groot en sterk, hebben stoppels en knuisten met eelt van het zware fysieke werk (kolenboer, mijnwerker, vuilnisman) en dragen blauwe overalls.
Niet te verwarren met het corporale “Kaerel” waarmee corpsballen soortgenoten aanspreken.
KNUL – een simpelere en jongere uitvoering van de Kerel. Knullen houden doorgaans niet zo veel van poëzie, boekhouden of quantumfysica, maar des te meer van sporten of licht groepsgewijs macho-gedrag. Leeftijd vanaf 15 tot ongeveer 27 jaar, daarna worden het Kerels.
KATHEDRAAL – een kleurrijke, imposante verschijning vol byzantijnse tierelantijntjes en een bijpassend overweldigende acte de présence, die alleen al door het contrast met het alledaagse een mythische dimensie krijgt, waardoor de Kathedraal vaak een onbedoelde, maar zeer gewaardeerde nevenfunctie als toeristische attractie krijgt.
TOFFE PEER – Toffe Peren zijn aimabele tiepjes die altijd klaar staan voor hun medemens. Anders dan de Gozer (zie onder) is de Toffe Peer authentiek Tof vanuit zichzelf. Toffe Peren danken hun naam aan het duidelijk peervormige hoofd, dragen grote hoornen brillen, werken in het onderwijs (en praten daarom bovengemiddeld hard) en kleden zich liefst in slobbertrui en iets slordigs van bruine corduroy.
Een uniek kenmerk van Toffe Peren is dat het achteraf op toehoorders overkomt alsof ze de Toffe Peer tegelijk hebben horen praten en lachen, op een eigenaardig droge, staccato “… Ha! … Ha! … Ha!” – manier.
De Communi Iuventutis
GOZER – een Gozer (of Goser) kenmerkt zich door een sterke mate van informaliteit – losse omgangsvormen, de indruk wekken nergens een probleem van te willen maken – maar kan desondanks zeer bekakt zijn, vooral als het op zijn Goois wordt uitgesproken (“Chauwsuhr”). Een Gozer wil het liefst door alles en iedereen als Toffe Peer worden beschouwd, maar het is bij hem eerder een pose dan het gevolg van een innerlijk doorleefde Tofheid. Bovendien hebben Gozers geen peervormig, maar een gewoon ovaal hoofd. Ze zijn meestal tussen de twintig en vijfendertig jaar oud en hebben een hippe haardracht.
KINKIEDOEDEL – (Kinky Doodle) de Kinkiedoedel haalt zijn levensvervulling uit het, door middel van een met dat doel voor ogen geselecteerde kleding-, haardracht-, make-up- en accessoire-keuze, bij de medemens een zo krachtig mogelijke plaatsvervangende gêne, en gedachten in de trant van “hè, moet dat nou zo nodig?” op te roepen.
De Kinkiedoedel wordt hier en daar als “shock & awe”-middel ingezet door emancipatiebewegingen, meestal met twijfelachtig resultaat omdat de persoonlijke effectiviteit van de Kinkiedoedel zelf door emancipatie teniet wordt gedaan.
BINK – een nóg blitsere Gozer dan een Gozer heet een Bink. Een Bink is wat vroeger een Praalhans heette: hij houdt ervan om de show te stelen met fonkelend wit gebit, spierbundels, flamboyante kleding, oid. Vaak niet zeer intelligent en als vriend van twijfelachtige loyaliteit.
VOGEL – een sterk gedateerd, hippie-achtig, vrijgevochten type. De Vogel wordt hier en daar nog aangetroffen in alternatieve kringen waar hij probeert de Toffe Peer uit te hangen, doorgaans met matig succes omdat de Vogel door royale weed- of hasjiesj-consumptie permanent stoned is, weetjewel weetjeniet.
GOEDGEBOUWDE SNOR – anders dan de Snorrebril, heeft de Goedgebouwde Snor geen bril – en niet “gewoon” geen bril, maar absoluut geen bril: hij is zo ongeveer de laatste persoon bij wie je zou denken “had hij nou een bril of niet”?
Hij – vaker Ho of Bi dan He – heeft daarentegen wél een ferme snor waaronder een hagelwitte glimlach met zo’n *ping* sterretje schittert, duidelijk zichtbaar door de ruiten van de Mercedes of BMW waarmee hij zich flaneers-gewijs verplaatst.
DUDE – de echte Dude is net als zijn naamgever uit de film “The Big Lebowski” een ietwat wazige einzelgänger met geheel eigen opvattingen. In de praktijk zegt de term, net als bij Heerschap, minder over de geadresseerde dan over de gebruiker, die door dit woord te gebruiken de indruk wil wekken een zeer relaxt en bij-de-tijds type te zijn.
RUIGE DONDER – iemand is een Ruige Donder als hij over zichzelf durft te zeggen dat hij een Ruige Donder is en dat ook werkelijk meent. De Ruige Donder heeft hoekige manieren, en met zijn uit een openstaand hemd krullend borsthaar en golvend, halflang haar beschouwt hij zichzelf als een geschenk uit de hemel aan het vrouwelijk geslacht, waarvan hij de leden steevast met “meid” aanspreekt (“waarom huil je nou, meid / Ja da’s voor mij ook een wonder”).
Qui non perfectorum
SPORTBOK – de Sportbok verspreidt een verschaalde zweetlucht, uitgewasemd door het donkerblauwe trainingspak waarin hij gekleed gaat en de gigantische tas die hij meezeult.
Na binnenkomst laat hij de tas direct vallen, grijpt een isotone dorstlesser uit de koelkast en ploft neer op de zwarte lederen bank, terwijl hij met de linkerhand de TV op het sportkanaal schakelt.
Het wordt nooit helemaal duidelijk wat er in die tas zit en welke sport de Sportbok beoefent, want hij wijst elke suggestie voor sociale activiteiten (of willekeurig welke andere bezigheid die niet op sportbeoefening neerkomt) resoluut af, verwijzend naar de training waar hij net vandaan komt of zometeen naar toe moet.
De enige uitzondering daarop zijn de avondjes die hij nu en dan met gelijkgestemden organiseert. Deze keuren bij binnenkomst eventueel aanwezige andere huisgenoten geen blik waardig, en begeven zich linea recta in ganzenpas naar de kamer van de Sportbok, van waaruit voor de duur van het samenzijn merkwaardig synchrone, staccato lachsalvo’s klinken, tot grote verwarring van zijn huisgenoten.
FIGUUR – net als Heerschap en Dude is Figuur een term die eerder op het subject dan het object betrekking heeft. Men spreekt over een Figuur als men een enigszins komisch aandoende afstand wil suggereren, alsof diegene in de ogen van de spreker een vreemde, excentrieke of zelfs piasserige indruk maakt.
NOZELMAN – de Nozelman is niet per sé bijzonder “nozel” (als het tegenovergestelde van “onnozel”) en heeft juist daardoor een zeer hoge pet van zichzelf op.
Daardoor wekt hij graag de indruk dat hij overal expert in is door als een bok op de haverkist er overal met de kippen bij te zijn, op vergeten pietluttige hoekjes en richeltjes te wijzen en te verklaren dat hij “het héél anders zou hebben gedaan”.
Deze combinatie van eigenschappen maakt de Nozelman vatbaar voor samenzwerings-theorieën en treft men hem daarom bovengemiddeld vaak aan in maatschappelijke of politieke groeperingen met een verongelijkt karakter.
GLIMMEND TRAININGSPAK – tegenwoordig vrijwel verdwenen, hulde het Glimmende Trainingspak zich niet om sportieve, maar om modieuze redenen in een slobberig paars trainingspak van gluiperig ogend “Trilobal”. Glimmende Trainingspakken waren laag opgeleid, tussen de ~15 en 40 jaar oud en droegen het haar in een zogenaamd “matje” (de “tapijtnek”). Glimmende Trainingspakken hingen graag rond in winkelstraten, snackbars en tweedehands-autozaken in de volks- en stadsvernieuwingswijken van de Randstad en, in de vroege jaren 90, in tramlijn 12 of op station Hollands Spoor in Den Haag, waar men ze verongelijkt rondkijkend kon aantreffen met één of meerdere frikandellen in de linkerhand.
PIZZAKNIPPER – als kind van ouders die het ideaal van de “vrije opvoeding” aanhingen presenteert de Pizzaknipper zijn gebrek aan smaak, diepgang, zelfreflectie, levensfilosofie en historisch besef als een joviale, bij-de-tijdse “moet-kunnen” tolerantie.
Stuurloos als een luchtbel mee-dobberend op het afvalwater van de Tijdgeest, is de Pizzaknipper een makkelijke prooi voor elke op de loer liggende modegril en maakt daardoor een wat fletse en ruggengraatloze indruk.
OPGESCHOREN NEK – de Opgeschoren Nek is tussen de 18 en 25 jaar oud. Hij is meestal laag opgeleid, en ter compensatie daarvan én om de indruk te vestigen dat er onder zijn trainingspak en het achterstevoren op het hoofd gedragen honkbalpetje een Echte Man schuilt, verplaatst hij zich in een zwart autootje van het type Golf GTXLQRSi Turbo, voorzien van donker getinte raampjes, zgn. “booskijkers” en een industriële geluidsinstallatie van 10000 Watt waarop een geluidsopname van de ijzerpletterij van de Hoogovens wordt afgespeeld.
Door de hiermee gepaard gaande trillingen beweegt het voertuigje zich sprongsgewijs op de maat voort, totdat het in losse onderdelen uit elkaar is gerammeld.
Illi qui sunt in fundo
GAST – een anonieme, licht onvriendelijke man die bepaalde bedoelingen koestert. Een Gast is nooit abstract (als in “haar vrienden zijn allemaal van die gasten”) maar altijd concreet (als in “er hangt daar bij Louis een stelletje gasten rond”) en wordt gebruikt om te verwijzen naar één of meerdere individuen waarvan de indruk bestaat dat die ergens op uit zijn, wat hoogstwaarschijnlijk voor beroering of problemen zal gaan zorgen. Gasten zijn meestal tussen 20 en 40 jaar.
GASTJE – net als de Gast heeft een Gastje meestal niet veel goeds in de zin, maar ze treden in kleinere, ad-hoc groepjes op. De inhoud van dat ‘niet veel goeds’ is niet gespecificeerd en onderhevig aan improvisatie, afhankelijk van wat de benadeelde partij als zodanig ervaart.
Gastjes zijn niet per sé kleiner, maar wel jonger dan Gasten, dragen slordige trainingspakken en verplaatsen zich liefst op een scootertje. Een typisch plukje Gastjes ziet men vaak op dezelfde plek rondhangen, hunkerend naar mogelijke aanleidingen om tot het veroorzaken van overlast – het ‘niet veel goeds’ – te kunnen overgaan.
Gastjes bezigen een sterk regionaal gekleurd accent of dialect, niet zelden zelfs per wijk verschillend, en markeren hun territorium door elkaar daarin voortdurend toe te roepen of te schreeuwen.
HALVE HAAN – een Halve Haan is meestal laag opgeleid en door het leven teleurgesteld, waardoor hij een stekelige en cynische houding tegen alles en iedereen heeft ontwikkeld, met uitzondering van de Nozelman. De Halve Haan koestert groot respect voor de Nozelman, die hij mateloos bewondert om zijn gedurfde uitspraken en heldere inzicht in “hoe het eigenlijk echt in elkaar zit”. Daarom werpen Halve Hanen zich graag op als pleitbezorgers en beschermers van actieve Nozelmannen.
SUJET – een Sujet is een schimmig en onbetrouwbaar ogend persoon die zich in een portiek ophoudt, waarschijnlijk in afwachting van het juiste moment om met voorgenomen criminele bezigheden te kunnen beginnen. Een Sujet draagt een platte pet, een vale regenjas en heeft kleine, stekende kraaloogjes die nerveus heen en weer schieten.
BAL – een middelmatig intelligente jongere man met welgestelde ouders die zich kleedt als een reactionaire oude man en een vaak enigszins verlopen, drankzuchtig uiterlijk.
Ballen hebben problemen met de zelfregulering van liederlijk, groeps-gedreven gedrag waarin ze daarom ook vaak vervallen. Leeftijd: van 18 tot 26 jaar; daarna veranderen ze op slag in de reactionaire Kwal (qv) waaraan ze in hun kleding al op vooruitliepen.
KWAL – een middelmatig intelligente, reactionaire man uit een welgestelde familie die zichzelf in alle opzichten overschat. Wekt bij anderen weerzin door de onoprechte manier van doen, arrogante houding en gebrek aan empathie. Belandt hierdoor vaak in hogere managementsfuncties van waaruit hij allerlei onaangenaamheden kan bewerkstelligen. Leeftijd: vanaf 26 jaar