Een Fenomenologische verkenning van de verschillende arche- of stereotypen waarin de Dames der Schepping zich aan de wereld voordoen. Nota Bene: deze komen niet altijd overeen met de woordenboekhouders-definities van dezelfde woorden! Zo is een Meisje niet per sé een kind (en andersom), beoefent de Heks (helaas) geen Wicca en is (gelukkig) maar een enkeling binnen de soort Homo Sapiens ook een Fenomenologisch Mens.
Prima inter sororibus
MEISJE – het Meisje prijkt bovenaan deze lijst vanwege haar authenticiteit, grenzeloze verbeeldingskracht en empathie; maar misschien nog wel het meest door de Churchilliaanse “We will never surrender”-moed en volharding waarmee zij deze kwaliteiten weet te handhaven in een wereld die dat niet alleen op alle mogelijke manieren probeert te ontmoedigen, maar die, naar het zich laat aanzien, overweegt om “meisjesachtig” als rolbevestigende, politiek incorrecte eigenschap strafbaar te stellen.
Dit heeft bij veel mensen de misvatting post doen vatten dat “meisjesachtigheid [1]” een bodemloos naïeve episode van lichtroze waan is waaraan sommige kinderen als aan mazelen ten prooi vallen, en waar ze met misplaatst-kordate flauwekul zoals rugby, reality-tv, eigentijdse ironie, “invite-a-Goth”, verantwoord sombere post-apocalyptische kinderboeken, en, in hardnekkige gevallen, met zgn. “zucht-kreun-tingelmuziek” doorheen moeten worden gesleurd.
Vanzelfsprekend trekt het Meisje zich hier niks van aan en blijft tegen alle verdrukking in haar prinsen/prinsessen op witte paarden, feeën, eenhoorns, wapperende jurken, ballet, sprookjes, enz., hartstochtelijk omhelzen in een netvliesverstuikende wolk van lichtroze tierelantijntjes waarmee vergeleken Jamin een muisgrijze kantoorboekhandel is. Niet omdat ze zo nodig rolbevestigend wil zitten zijn, maar omdat ze het vertikt haar ziel aan de tijdgeest te verkopen.
En daarmee is zij, lieve lezers, een ware heldin: een verzetsstrijder tegen oprukkende flauwekul – zoals ooit zal blijken als men, het plaatsvervangend schaamrood op de wangen, op het huidige tijdsgewricht terugblikt.
[1] niet te verwarren met het Japanse “kawai”, een Japanse pop-culturele krijsend-hysterische vorm van schattigheid die zich tot “meisjesachtig” verhoudt als een vliegtuigongeluk tot Debussy’s “Clair de Lune”.
DOERAK – een Doerak is net zo authentiek en creatief als een Meisje en bijna net zo empatisch. Ze heeft echter veel minder last van idiote moderne misvattingen omtrent “waar het in het leven echt om gaat” dan het Meisje, omdat haar voorliefde om in gescheurde kleding de rabauw uit te hangen tegen het ten onrechte als naïef-gedwee geziene Meisje wordt afgezet als een mouwen-opstropende bereidheid om voor haar eigenbelang te willen vechten, terwijl ze gewoon ook alleen maar doet wat ze leuk vindt.
Eigenlijk verschilt de Doerak alleen van het Meisje omdat ze gaat stampvoeten van tierelantijntjes en briesen van lichtroze, elke jurk die haar wordt aangetrokken binnen vijf minuten weet te scheuren en elke balletjuf of pianoleraar tot wanhoop drijft.
Een Doerak komt tot haar recht als het geheime wapen van het lokale rugbyteam, bouwt hutten, klimt in elke boom die ze tegenkomt en bungee-jumpt overal vanaf waar ze maar een elastiek aan vast kan maken.
DAME – Een vrouw wordt niet als Dame geboren (hoewel omstandigheden, zoals bv. de dochter van een Dame en een Heer zijn, een handje kunnen helpen) maar zij kan het eventueel worden na jarenlange toewijding, studie en training.
Een Dame combineert grote innerlijke beschaving met de klassieke Engelse Lady en doet in stilte veel goeds, wat niet altijd begrepen wordt door lieden van minder allooi, die haar soms zien als een excentriek gek mens (bv. de deftige dame die haar kopje thee roert met de pink omhoog).
Dames praten met een licht bekakt accent (“Nee maer? Wat alleraerdigst!”) en bewonen een gezellig kasteeltje of landhuis, bijgestaan door een paar man personeel (tuinman, huishoudster) waarmee ze op amicale en informele wijze omgaan. Ze zijn ofwel ongehuwd, of gehuwd met / weduwe van een licht-excentrieke Heer (qv) die eigenaardige experimenten (alchemie, ontploffingen, x-stralen) uitvoert (-voerde) in een bijgebouwtje.
Een echte Dame is altijd zelfvoorzienend: bij financiële problemen zal zij doorgaans enkele kamers als chique B&B exploiteren.
JUFFROUW – vindt men in alle lagen van de bevolking. Maar ook al is zij van zeer eenvoudige komaf en cultureel desnoods iets minder onderlegd, een Juffrouw is moreel volstrekt onkreukbaar en gaat altijd eenvoudig maar onberispelijk gekleed in een stevige, effen linnen japon met bijpassend jak en stevige wandelschoenen.
AKELA – behalve in de padvinderij, kan men de Akela overal aantreffen waar een groep mensen onder de duim moet worden gehouden, zoals in het leger, de politie of het onderwijs. Akela’s hullen zich het liefst in uniformen van mosgroene ripspiqué en hebben een onwaarschijnlijk kaarsrecht postuur. De Akela is bijna even onkreukbaar als de Juffrouw; maar waar de Juffrouw zich geheel op haar eigen wilskracht verlaat, wordt de Akela hierbij gefaciliteerd door de structuur van haar hiërarchische omgeving.
De cotidiana domina
MEID – in vroegere tijden was een Meid een laag in de huishoudelijke hiërarchie geplaatste werkneemster, maar in de jaren 80 van de twintigste eeuw is het woord herbestemd om het als te kinderlijk, lief-zoetig en te weinig stoer ervaren ‘Meisje’ te vervangen voor kinderen vanaf een jaar of 10 tot jong-volwassenen. Van Meiden, inclusief diegenen die liever gewoon een Meisje waren gebleven, wordt verwacht dat ze goedlachs, sportief en kordaat zijn, tegen een stootje te kunnen, de hele maand door te blijven squashen en van een ‘geintje’ houden.
JUFFER – deelt de meeste kwaliteiten van een Juffrouw, maar staat wat losser in het leven. Een Juffer kan men bijvoorbeeld wél in een café aantreffen, waar zij na het nuttigen van enige alcoholische consumpties met enige vriendinnen schaterlachend de laatste roddels aan het uitwisselen is.
MEVROUW – de Mevrouw dateert uit de jaren 50 van de 20-ste eeuw. Hoogopgeleid, praktisch en wars van standsverschil, hebben vele Mevrouwen het ver geschopt in rechtspraak, politiek en wetenschap. Ze zijn doorgaans onkreukbaar, maar halen op dit gebied toch niet de bijna mythische status van de Juffrouw.
Vermeldenswaardig is voorts dat Mevrouwen niet zozeer haar op hun hoofd hebben maar een Kapsel. Dit Kapsel wordt vóór de eerste werkdag zorgvuldig uitgekozen, door een Coiffeur in model gebracht en voor het leven gefixeerd. Het is niet bekend of het Kapsel om de oren heen wordt geboetseerd, of dat Mevrouwen van nature geen oren hebben.
DEERN(E) – vaak beschreven als verfrissend Retro, lijkt de Deerne toch vooral een reactie te zijn op de toch wel wat saaie en zakelijke Mevrouwen. De Deerne is een goedlachse, in rustieke dracht gestoken en met de nodige franje versierde verschijning met een onverwoestbaar goed humeur die men vooral in de provincie veel aantrof sinds de late jaren ‘60. In overeenstemming hiermee is het haar rijk krullend en wordt los gedragen, versierd met linten. Deernes (deernen) doen graag aan volksdansen en men kan ze ook aantreffen op braderieën of fantasy-fairs waar ze een zgn. Oud Ambacht demonstreren (bötterbötsen, geitenpunniken, kriegelknippen, rekelrötsen, vlafluppen, kroepknopen, zuurzwätsen, enz.)
VROUW – is de meest neutrale term, vooral wanneer gebezigd in een administratieve of medische context. Daarbuiten kanaliseert het woord de associaties toch wel enigszins, want de fenomenologische Vrouw is een principieel, middelbaar tot hoger opgeleid en vrijgevochten type dat een stevig debat niet uit de weg gaat, vaker dan gemiddeld “Eva” heet, een uitgesproken afkeer van tierelantijntjes en frutsels heeft en, als een ware dochter van haar tijd, desgevraagd verklaart opgelucht te (zullen) zijn dat / als haar dochter geen typisch Meisje (qv) zal blijken te zijn / is (geweest).
Een fenomenologische Vrouw heeft kort tot halflang haar, is meestal tussen de dertig en vijftig jaar oud, komt op onbekenden ietwat afstandelijk over en heeft een voorkeur voor praktische, maar modieuze kleding.
Ordinarius mulieribus
VROUWSPERSOON – net als haar mannelijke tegenhanger ‘Heerschap’ is dit een generalisatie die niet zozeer betrekking heeft op het object maar eerder op het subject: wie ‘Vrouwspersoon’ gebruikt, wil daarmee goede sier maken. Het woord kan daarom op vrijwel elke vrouw betrekking hebben.
WIJFIE – een Wijfie is een quasi- tot licht-volkse buurtbewoonster met een sterke hang naar gezelligheid. Fungeert hier en daar als buurt-tante en onbezoldigde steun en toeverlaat. De term wordt ook door mannen in een sentimentele bui (alcoholgebruik) gebruikt als amicale aanspreekvorm voor elke vrouw waarvoor ze positieve gevoelens koesteren.
MOP(PIE) – Een Mop of Moppie is een wat naïef, goedlachs ‘Wijfie’ met een klein postuur, zwart(geverfd) sluik haar, en een zo mogelijk nog sterkere hang naar gezelligheid. Moppies hebben een voorkeur voor donkergekleurde kleding in een oriëntaalse of zigeunerachtige stijl (wijd wapperende mouwen, kralen en minuscule, in het textiel verwerkte spiegeltjes); een opvallend nasaal, Adèle-Bloemendaal-achtig stemgeluid en de neiging om met lange, loeiende uithalen te lachen (“Hoei Hoeii hoeiiii”).
GRIET – een Griet neemt het niet al te nauw en is dol op eenvoudige vormen van amusement, waarom zij onbedaarlijk kan schaterlachen. Grieten hebben lichtblond, piekerig haar en langer-dan-gemiddelde, knokige ledematen waarmee zij wild kunnen gesticuleren en anderen doen struikelen.
TROEL – een typische Troel (ook wel: Troela) is een mollige verschijning die door een permanent halfgeopende mond en halfgesloten oogleden een wat onnozele, permanent verbaasde indruk maakt. De Troel is meestal een vrouw van weinig woorden, maar kan zonder waarschuwing in een enorme spraakwaterval losbarsten als iemand haar na een drankje vraagt hoe het gaat. Hierbij bedelft zij haar nietsvermoedende gesprekspartner onder een lawine van emotioneel getinte levensverhalen, die steeds onsamenhangender worden naarmate de avond vordert.
MADAM – een Madam is rijzige vrouw met een aubergine-kleurig kapsel van graniet, een messcherpe blik, een allesdoordringend stemgeluid en een autocratische inslag. Madammen hebben een voorkeur voor solide mantelpakken in gedekte kleuren; men treft ze doorgaans aan in posities waar een handvol onwillige ondergeschikten met ijzeren hand moet worden aangestuurd. Het is opmerkelijk dat Madammen zodanig weinig behoefte aan privé-ruimte hebben dat ze hun vrije tijd grotendeels in een speciaal voor hen op maat gemaakte nis of alkoof in het gebouw doorbrengen, zoals het karakter “7 of 9” uit de tv-serie “Star Trek”.
GRUTTA – als een vrouw met een zorgelijk gezicht hardop de toevoegingen op de etiketten van levensmiddelen aan iedereen voorleest, dan weet je dat je met een Grutta te maken hebt. De Grutta stelt “chemisch” gelijk aan “slecht” en “biologisch” aan “goed”; en voor “smaak” is in haar strikt utilitaristische benadering geen plaats. Hiermee wordt eten een kwestie van eiwit-, vezel-, vocht- en gruttenbronnen, die de Grutta weet te combineren tot schotels van een zodanig overweldigende, verstikkende flauwheid dat de nietsvermoedende gast na de eerste hap door een algehele inwendige verkramping wordt getroffen die pas na meerdere tenen knoflook of chilipepers ontspant, hoewel de nachtmerries nog maanden kunnen aanhouden.
Met het oog hierop wordt overwogen de betekenis van “flauw” als “het eenvoudig ontbreken van ‘pittige’ of ‘uitgesproken’ smaken” te vervangen door “een actieve basissmaak die de Manicheïstische antagonist is van zowel zuur, zoet, zout, bitter als umami”. Het is dan wel weer apart dat deze über-flauwheid wordt bewerkstelligd door “smaak” te negeren, of zelfs ronduit om zeep te brengen door groenten meer dan drie uur te koken (!).
Dus, studenten, hier ligt een mooie uitdaging op het grensvlak van zintuigfysiologie, filosofie en Strafrecht!
Qui non perfectorum
CAMPINGBURGEMEESTER – dankt haar naam aan de gewoonte om zich als ongevraagde autoriteit op te werpen in gevallen waar dat maximaal misplaatst is. Men denke daarbij bijvoorbeeld aan een kleine “self-service” camping in Noorwegen waar zij, het klembord-met-checklist in de hand en de knijpbril op de neus, onmiddellijk na aankomst uit de Tupperware-camper springt, de omgeving met kritische blik monstert en, haar horloge raadplegend, tegen niemand in het bijzonder roept dat “de rendieren zich niet aan de afspraak hebben gehouden”.
Daarna selecteert ze meest gedweeë onder de andere gasten en voert die onder lichte dwang mee over de camping bij wijze van rondleiding, waarbij ze de Noordkaapfietser die in de keuken aan haar blog aan het schrijven is misprijzend aankijkt en, terwijl ze de deur weer dichttrekt, tegen de andere gast zegt “Tja … het is natuurlijk niet de bedoeling dat je in de keuken gaat zitten ‘computeren’ (sic)!”.
Als er in een gezelschap gemeenschappelijke taken te doen zijn (koken, afwassen, boodschappen halen) is de Campingburgemeester er altijd als de kippen bij, alleen maar om iedereen achteraf te kunnen verwijten dat het “altijd dezelfde zijn die het moeten doen” (of “die de kar moeten trekken”).
De ervaren Campingburgemeester zorgt er daarbij voor dat haar zorgvuldig gecalculeerde zelf-opoffering zoveel mogelijk irritatie veroorzaakt, door bijvoorbeeld macrobiotische grutten te koken en bij de boodschappen expres de wijn en de chocola te vergeten. Voor de mannelijke variant, zie de “Nozelman”.
VROUWTJE – een Vrouwtje is niet, zoals het woord suggereert, een vrouw met een lichaamslengte onder de één meter, maar een gezellige, doch niet bijzonder briljante vrouwelijke collega of buurtgenoot. Het is een zgn. Spiegelbegrip: het woord wordt nl. alleen maar gebruikt door diegenen waar het woord zelf ook op van toepassing zou kunnen zijn.
WICHT – het Wicht neemt in veel opzichten een uitzonderingspositie in. Opvallend is dat niemand een Wicht ooit echt van nabij mee schijnt te maken: een Wicht wordt als het ware altijd ‘vanuit de verte’ waargenomen. Vanuit die verdekte positie bewerkstelligt het Wicht voortdurend van alles, want een Wicht zit nooit stil (“Dat Wicht trekt daar aan alle touwtjes”, “Daar zit vast dat Wicht achter”, enz.). Als er een glimp van een Wicht wordt opgevangen, spreekt meestal van een vrij fletse verschijning die door meerdere onafhankelijke waarnemers als “Een chagrijnige, volwassen versie van Wiske” (van ‘Suske en Wiske’) is omschreven.
MOKKEL – het Mokkel is duidelijk minder tot schaterlachen geneigd dan de Griet, en onderscheidt zich daarvan óók doordat ze juist vrij korte benen en armen heeft en een ouderwets-gezellig mollig postuur. Op het eerste gezicht lijken Mokkels vooral qua kledingkeuze en hun zwarte, sluike haar op Moppies, maar over het algemeen komt de aap al binnen een minuut uit de mouw. Zo kan een Mokkel zich desnoods wel even ‘gezellig’ voordoen als het zo uitkomt, maar zij valt al snel door de mand door een snauwerige opmerking of door demonstratief met de ogen te rollen. Een Moppie zal zoiets nooit doen, omdat het niet gezellig is.
LELLEBEL – De Lellebel is nog weer iets lichtzinniger, ongezelliger en minder vrolijk dan het Mokkel. Lellebellen nemen hun lichtzinnigheid bijzonder serieus en daarom kan men ze in weinig verhullende kleding, offensieve make-up en rinkelende oorbellen zien flaneren op boulevards in mondaine badplaatsen, waar zij hopen een Rijke Vent aan de haak te slaan. Omdat ze menen dat het “sexy” is, spreken Lellebellen met veel valse lucht en quasi-emotionele kreuntjes, zodat ze als een zing-zeggende zucht-kreun-tingel-zangeres klinken.
KENAU – een Kenau is vaak een door persoonlijke omstandigheden verbitterd geraakte Madam, die haar frustratie ventileert door op overdreven hardvochtige wijze te werk te gaan (lijfstraffen, karate, water en brood). Er zijn omstandigheden waarin een Kenau de juiste vrouw voor de taak is, maar meestal jaagt zij anderen tegen zich in het harnas, wat haar weer redenen verschaft om zich nóg militanter op te stellen. Als er niet te lang mee wordt gewacht, kan dit zichzelf versterkende proces worden doorbroken met intensieve Kneutertherapie, anders dreigt het vreselijke gevaar dat de Kenau als Wijf eindigt!
Illi qui sunt in fundo
CHICK – sterk verhipsterde vrouwelijke jongere van 16 tot ongeveer 23 jaar waarbij, net als bij hun mannelijke tegenhanger, de ‘Goser’ of ‘Gozer’ (door de Chick uitgesproken als “chauwsur”) de persoonlijkheid is verwijderd om uitsluitend volgens de groepsdynamiek te kunnen functioneren. Hierdoor uiterst modegevoelig, dragen Chicks uitsluitend jeans volgens de allerlaatste mode en werken steevast in de marketing- en communicatiesector. Een zonnebril is verplicht, zelfs in het stikdonker (daarom is het niet bekend of Chicks ogen hebben of echolocatie gebruiken); net als permanent op kauwgum kauwen. Men zal een Chick nooit horen lachen – afgezien van het misprijzend-snuivende “hêh” of “pfâh” waarmee zij iets of iemand afwijzen.
MENS – een Mens is een vrouw die door het leven op haar nummer is gezet wegens het koesteren van onrealistisch hoge verwachtingen omtrent zaken waar zij ten onrechte meende aanspraak op te kunnen maken. Daarom is het Mens een sterk verzuurd en verongelijkt type, die haar uiterste best doet om anderen naar haar eigen peil omlaag te halen door middel van sarren, intriges, de buren het bloed onder de nagels vandaan te halen en altijd en overal de querulant uit te hangen.
SLET – een Slet is iemand die de uitdrukking “Moet kunnen” tot het leidend principe in haar leven heeft verheven, en het daarom tot in de vingertoppen doorleeft en praktiseert. Sletten zijn sterk oververtegenwoordigd onder ‘bekende Nederlanders’ en degenen die als een wolk bromvliegen om hen heen hangen. Ze zijn dol op weinig verhullende kleding met tijgerprints, Nederlandstalige levensliederen van het galmende soort en van zonnebaden totdat de huid de kleur en consistentie heeft van gebarsten schoolboekentassenleer.
Sletten praten in het openbaar op veel te luide toon, gedragen zich misplaatst amicaal en lachen met lange, kirrende uithalen, tot plaatsvervangende gêne van alle aanwezigen.
SLOERIE – qua gedrag, levenshouding en voorkeuren lijkt een Sloerie op een aan (nog) lager wal geraakte Slet, maar onderscheidt zich daarvan door een ongezond bleke gelaatskleur en de daaruit voortvloeiende, slordig aangebrachte make-up die qua dikte en woeste kleurkeuze de schmink van een clown evenaart, en waarvan vooral de koolzwarte oogschaduw in vegen uitgelopen dient te zijn.
Sloeries zijn in staat om ontzaglijke hoeveelheden alcohol te consumeren zonder het bewustzijn te verliezen; een merkwaardig staaltje “snelle evolutie” waarover de biomedische wetenschap er bedremmeld het zwijgen toe doet, wellicht onder druk van het Ministerie van VWS?
Om hun permanente beschonken staat te kunnen handhaven, vestigen Sloeries zich permanent in de minste kroegen, waar ze lallend en raaskallend andere bezoekers molesteren en elk half uur van hun barkruk vallen.
HEKS – niet te verwarren met een beoefenaar van de zgn. Wicca-religie, kan de Fenomenologische Heks worden beschreven als het Cartesisch Product van de hardvochtigheid van de Kenau (zie boven) en het morele drijfzand van het Mens (zie boven). Het ontstaan van Heksen wordt in de hand gewerkt door schaalvergroting, ongebreideld kapitalisme en het teveel naar zucht-kreun-tingel-muziek luisteren.
Een Heks kan, zelfs als tijdelijke “Interim- of Projectheks”, de werksfeer hartgrondig verzieken vóórdat iemand de kans krijgt haar eruit te werken.
Heksen treft men aan waar gefnuikte ambities en gedwarsboomde carrièreplannen het pad kruisen van de misvatting dat “als een vrouw vooruit wil komen, moet ze zich wel een beetje als Bitch gedragen”. Op die “crossroads” haakt de Heks haar zwarte ijzeren ketel aan de driepoot, ontsteekt een vuurtje en bereidt akelig kakelend haar heksenbrouwsel: een cocktail van het slechtste wat vrouwen elkaar kunnen aandoen met van de foutste mannelijke collega’s overgenomen dolksteken-in-de-rug en politiek gekonkel. En alsof dat nog niet genoeg is, schrikt de ware Heks er ook niet voor terug om zich naar boven toe strategisch als Sloerie te manifesteren. Kortom: het enige positieve wat over de Heks te melden valt, is dat de het (nog) geen Wijf is; maar helaas heeft zelfs gedwongen intensieve Kneutertherapie bij de Heks maar zelden resultaat.
WIJF – Wijven behoren tot het type mens dat uitsluitend gedijt op conflicten. Om een continue toevoer van conflicten te verzekeren communiceren Wijven uitsluitend door op schelle, kribbebijterige toon te ‘kijven’. Hierbij wordt alles wat een ander zegt maximaal negatief geïnterpreteerd en vragen worden onmiddellijk op snauwende toon afgekapt, vergezeld van een belediging.
Als er desondanks een hiaat in de stroom conflicten dreigt, schakelen Wijven over op het rücksichtlos uitschelden van de dichtstbijzijnde persoon om zichzelf het vreselijke einde te besparen dat altijd op de loer ligt: zonder voldoende weerwerk slaat, zoals het gezegde luidt, “de kijf naar binnen” en schrompelt zij binnen één à anderhalf uur kijvend en kermend tot een krent ineen.