Kifffarces (5): Kiff in Amsterdam (nl)

Daags na een succesvolle gig in Amsterdam hadden de heren van de Griezelrockformatie Kiff een dag vrij en ze besloten deze door te brengen in de Nederlandse hoofdstad. Zoals iedere buitenlander weet, zijn er in Amsterdam immers allerlei spannende en ondeugende dingen te beleven die thuis illegaal zijn. Dit was natuurlijk helemaal in het straatje van ons Angstaanjagend Viertal: het gebeurt niet elke dag dat het nuttige en het aangename zo volledig met elkaar samenvallen!

En zo liepen de vier Alom Gevreesde Horrormuziek-Iconen in een uitstekend humeur over het Damrak (toelichting: de term uitstekend humeur is in dit verband enigszins misleidend en behoeft wat uitleg: omdat de leden van Kiff zowel van nature als door contractuele verplichtingen naar een nurkse en chagrijnige houding neigen, wordt elk spoor van vrolijkheid en onbekommerdheid door hen als negatief en ongewenst ervaren. Laten we het er voor nu op houden dat ze onderling minder ruzie maakten dan normaal).

Ondanks dat ze in hun gewone outfit gekleed gingen – zwarte polyester harnassen getooid met ijzingwekkende weerhaken en lugubere gespleten schedels, en ijzeren prikkers aan de ellebogen; hun gezichten natuurlijk beschilderd met hun gevreesde zwart-witte oorlogskleuren – leek het slenterend publiek hen volkomen te negeren.

De bassist, de meest spraakzame van het viertal, stootte zijn metgezellen aan. “Wat gek!”, zei hij, verwonderd rondkijkend. “Niemand keurt ons maar een blik waardig! Dat heb ik nog nooit meegemaakt!”

“Wla shlashâh hwlôglôsh”, sprak de leadgitarist, de schouders ophalend zodat de ijzeren punten van zijn outfit metalig rinkelden.

“Denk je?” antwoordde de bassist. Ze wisten natuurlijk niet dat mensen in Amsterdam, en vooral in de van toeristen vergeven straten rondom het station en de Dam, letterlijk nergens meer van opkeken. Tientallen jaren van sensatiebeluste toeristen, maar vooral de vloedgolf van hemeltergende vrijgezellenfeesten hadden het opmerkingsvermogen van de gemiddelde Amsterdammer tot het niveau van een zeekomkommer afgestompt.

“Nou, ik vind het prima zo …”, zei de bassist, zich in de in zware leren handschoenen gehulde handen wrijvend. Het klonk alsof een in leren motorpak gehulde motorduivel op een leren sofa plaatsnam.

“Ik kan die handtekeningenjagers missen als … als … als een blije heilsoldate met een tamboerijn en een dosis speed achter de kiezen! Ik stel voor dat we eerst eens flink chagrijnig stoned gaan worden in de eerste ‘koffieshop’ die we tegenkomen … en daarna gaan we eens even loeren op de walletjes, wat jullie?”

“Hwlôhlâwl ahlâghz.”

“Ok.”

*grom* *spuug* *bah*

“Hwlaah oehlah uhheel?” sprak de leadgitarist, terwijl het viertal zich weer in beweging zette, begeleid door spikes-geratel en polyester-gekletter.

“Ik heb vanmorgen op www.amsterdammit.nl gekeken”, antwoordde de bassist, zijn HorrorPhone tevoorschijn halend. Hij tapte een beetje rond op het schermpje van het met booskijkende schedeltjes afgezette gadget en hield het tenslotte op armlengte afstand en gluurde ernaar met toegeknepen ogen.

“We moeten daar linksaf”. Hij wees naar de verkeerslichten verderop. “Dat is meteen ook de rosse buurt … daar zijn vast ook wel van die zogenaamde ‘coffeeshops’ waar men marihuana verkoopt. Dan slaan we mooi twéé engeltjes in één klap plat!”

De andere drie grinnikten beamend.

Ratelend en kletterend bereikten ze het kruispunt en drukten op de knop van het voetgangerslicht.

Pizzaboys knetterden langs hen heen met klapperende plastic kubussen achterop hun knalfietsen, straalbezopen vrijgezellenfeesten walsten brakend voorbij en ernstige, bebrilde Japanse toeristen verdiepten zich in reisgidsen; maar niemand nam enige notie van de Meest Vreeswekkende Act Aller Tijden.

Tenslotte sprong het licht op groen.

“Hè! Kejje niet uit je doppe kâhke, âhlskâhkah?”

De bassist kon maar net opzij springen voor een door rood licht knetterende pizzaboy.

“Hm. Apart slag volk hier”, mompelde hij goedkeurend. “Ons soort mensen, eigenlijk wel. Lekker ruig, wat jullie, boys?”

*Grunt*

*rhaâh* *rochel* *spuug* *bah*

“Whla hlehd hlellôbl hlôl.”

Na nog geen honderd meter doemde de eerste koffieshop al op. “Hè! Krijg nou de padvindersstuipjes!” wees de bassist.

Aan de gevel hing een bord met ‘DE Koffiez’ en nog eentje met ‘Nezzprezzo, vooral u cuppiez’.

“Hlublieh?”

“Geen idee”, antwoordde de bassist.

Ze stonden voor de etalage. Het zag er niet erg marihuana-achtig uit: smaakvolle displays met wat koffiezet-attributen leken te zijn, foto’s van eerlijk betaalde koffieboeren uit Zuid-Amerika die poseerden met een lachend kind op de arm, zwaar verchroomde koffiezetapparaten en dergelijke.

“Wow. Wat een hoop werk maken ze hier van camouflage.”

*grom*

*snort* *snurrft*

De bassist duwde de deur open. Een beschaafd winkelbelletje klonk. Hij gebaarde zijn collega’s hem te volgen, en de Baanbrekende Bangmaak-Band verdween in het etablissement.

Enige minuten later kwamen ze onverrichter zake weer naar buiten.

“‘We verkopen alleen koffie’. Jaja. Ha!” *Grunt*

*rhaâh* *rochel* *spuug* *bah*

Ze vervolgden hun weg richting walletjes, sloegen rechtsaf op de gracht en stonden een ogenblik stil om het uitzicht in zich op te nemen.

“Hè mannen!” De bassist wees naar de overkant van de gracht, waar een slordige plexiglazen lichtbak aan de gevel was geschroefd. ‘Trippy Space Emporium’ stond er op, in de slordige typografie die zo kenmerkend is voor de rafelige onderkant van de Randstedelijke middenstand.

“Als we daar niet kunnen scoren laat ik me bekeren tot Mormoon”, grinnikte hij.

De drummer en slaggitarist grinnikten unisono mee, maar de leadgitarist wees nurks naar de stalen weerhaken die de laarzen van de bassist sierden. “hlâz hlaah hlol hedlûh hlôhdûhz!”

De andere twee begonnen te harfen (luidkeels grinniken) en de bassist stak een lederen middelvinger naar ze uit.

Even later stonden ze voor de gevel van het Space Emporium. De ramen waren van binnen zwartgemaakt, zodat het geheel iets weghad van zo’n foute sportschool waar trainingspakken met opgeschoren nekken zich op de maat van vinnige kreunbeats bekwamen in het uitschakelen van subversieve elementen.

“Whoa. Retekoele tent, dit!”

Rinkelend en kletterend begaf de Vierkoppige Elektrisch Versterkte IJselijkheid zich naar de deur, die evenwel op slot bleek te zitten.

“He!” De drummer rukte verbluft aan de deurkruk. “Wat krijgen we nou?”

“Hlôhleeh ehhel hlahn!”, wees de leadgitarist naar een slordig aangebrachte deurbel. Er hing een bordje boven met ‘Alleen toegang voor leden’.

“Aha.” De bassist drukte zelfverzekerd op de bel, en nog een paar keer voor de zekerheid.

Het viertal horror-rockers nam de bekende PR-pose aan, waarmee ze doorgaans op albumhoezen te bewonderen waren: wijdbeens, de armen over elkaar, de hoofd zelfverzekerd geheven en een arrogante, borende blik in de ogen.

Toen werd plotseling de deur opengerukt, en er klonk die kenmerkende stilte van iemand die eigenlijk van plan was om in een tirade los te barsten maar zich op het laatste moment bedenkt.

Het viertal verroerde zich niet. Het was opmerkelijk, hoe effectief het kon zijn om de tegenpartij een minuut lang zwijgend aan de staren.

Tenslotte zei de portier: “Krijg nou wat….” Hij draaide zich om en riep “Harrie! Hee! Harrie!”

En, zich naar de nog altijd in hun pose volhardende Lugubere Muzikanten: “Momentje heren, ik moet even … niet weggaan!”

Nadat de portier zich als een verstoorde zeepok in het pand had teruggetrokken, lispelde de leadgitarist zachtjes “hlijhv hlaah, hlied ahlhawhleh!”

Achter hen kwam er weer een vrijgezellenparty langsgewalst. “Hee *hips* *bhoewÂrftt* kijk *hik* nou!” merkte een van de leden van het gezelschap op, en wees met onvaste vinger naar het Huiveringwekkende Viertal dat op de stoep stond.

“Da’s die … *borft* sorrie, die *hik* die … ach jeweetwel ….”

“Wat bazel je nou Jan-jeuris?”

*braaaaps*

“Nou man *hik* die band weet je wel *brôps*”.

“Ach. Wat. *braaps*

Intussen was de portier teruggekomen en wenkte het Vierkoppige Muzikale Schrikbewind naar binnen. Ze ontspanden zich, en kletterden door de deuropening terwijl de portier de deur voor hen openhield met een grijns op zijn gezicht waar de melk zuur van werd.

Eenmaal binnen werden ze ontvangen door een besnorde heer met een slecht gebit en een zonnebril. “Welkom, welkom .. wat een alleraerdigst toeval! Willen jullie wel geloven dat onze gasten het net een kwartier geleden nog over jullie hadden?”

Hij gebaarde driftig naar de portier die stiekem foto’s stond te nemen. “Bel nou even!” siste hij de man boos toe.

En, zich weer tot de het Kosmisch-Ongure Kwartet richtend, schakelde hij onmiddellijk weer op zijn breedste glimlach over. “Hahaha, ach, personeel … “ Hij maakte een wegwerpend gebaar. “Jullie weten ongetwijfeld hoe het is.”

“Hoe zit het hier met dat Space-trippen?” vroeg de bassist, voorzichtig geworden door hun eerdere tegenvaller.

“Oh! Dat is voor iedereen hier dagelijkse kost!” Hij sloeg zijn handen in elkaar.

“Ook voor de klanten?” wilde de bassist zeker weten?”

“Oh, alléén voor de klanten! Dat spreekt vanzelf! Wij vervullen slechts een dienende rol en blijven met de beentjes …” hij tilde een voet op en wees ernaar, voor het geval dat het misschien niet helemaal duidelijk was, “ … op de vloer!”

Hij stampte met zijn voet op het tapijt, wat een stofwolkje produceerde.

“Maar komaan, staken wij dit ijdel gesnap”, sprak de man. “Volgt u mij, dan ga ik u voor naar onze recreatiezaal!”

Hij duwde een donkerrood gordijn opzij, waarachter een korte gang naar een grotere ruimte leidde, en wenkte het viertal hem te volgen.

De bassist, altijd de meest initiatiefrijke van het stel, kletterde en rinkelde de man handenwrijvend achterna. In de gang draaide de man zich naar hen om en fluisterde, een vinger tegen zijn lippen: “wacht hier nog even! Ik ga jullie aankondigen bij onze bezoekers!”

“Oh doe maar geen moe-“ begon de bassist, maar de man was al door het gordijn geglipt. En toen viel hem een bepaald geluid op: korte piepgeluidjes, afgewisseld met afgeknepen stemmetjes … het klonk bekend, maar hij kon het niet goed thuisbrengen.

“Horen jullie dat ook?” vroeg hij, zich omdraaiend.

“Hlêhd hwlâwld whlôld wheluiwld?”

*snôrrt*

*rrâh* *spuug* *bah*

Een diepe frons tekende zich af op zijn gezicht. Wat was dat toch voor een gepiep? Hij hield het niet langer, liep naar voren en schoof het gordijn opzij. Hij stak zijn griezelig opgemaakte hoofd door de opening en knipperde met zijn ogen.

De ruimte erachter was slechts verlicht door blacklight-lampen, en het duurde even voordat zijn gezichtsvermogen zich had aangepast aan de hel lichtblauw en paars oplichtende gedaanten tegen de achtergrond van dikke, zwarte fluwelen gordijnen. Aan het plafond fluorisceerden honderden plastic glow-in-the-dark sterren, gestileerde kometen en planeten.

Toen drong het langzaam tot hem door dat de gedaanten personen in hagelwitte NASA-ruimtepakken waren. Het waren er minstens tien. Sommigen hadden een trechter bovenin hun helm: bij één van hen was een ober juist bezig om er een flesje oude klare in leeg te gieten.

Anderen hadden op die plek een ferme joint in de helm gestoken die nu en dan mooi contrasterend rood opgloeide.

Er klonk een voortdurend gemurmel van radiostemmetjes, afgewisseld met piepjes:

‘Roger that Houston [PIEP] alles A-OK hier, ik herhaal: alles A-OK [PIEP]

‘Gamma Tango Zoeloe Drie Twee Drie [PIEP] chchcht Hallo Expeditiegroep, hallo Expeditiegroep, Houston basis roept U, antwoord alstublieft CHCHT [PIEP] Ja hallo Houston, gamma tango Zoeloe drie twee drie is tijdelijk offline maar alles onder controle… ik kan het bericht opnemen, over CHCHCHT [PIEP]

[PIEP] Far out, man, far out … grooooovy …. [PIEP] chchct wat was dat, Delta Omega Zeven Drie, over? chcht [PIEP] oh, niks … ik bewonderde het uitzicht … je-weet-wel, sterren en zo … [PIEP]

[PIEP-PIEIEEEEP] Hallo Houston, hallo Houston, kunt u opnemen alstublieft, wij hebben wat algemene gegevens voor u [PIEP]

De bassist was zich vaag bewust van zijn drie kameraden-in-muzikale-brutalisering die achter hem ongeduldige geluiden maakten en hem in zijn rug aan het porren waren – voorzover het polyester harnas het toeliet.

Hij draaide zich om en riep ‘Hee! Laten we maar verdergaan … het is hier niks!’ en probeerde de drie rechtsomkeert te laten maken.

Maar de hint kwam niet over.

‘Hè! Loop nou door slome!’ De drummer werkte zich langs hem heen, en daarna de  andere twee.

Hij zuchtte en liet de armen hangen, terwijl hij de adem van de anderen hoorde stokken omdat ze zich realiseerden in wat voor gezelschap ze zich bevonden*.


(* zie alle voorgaande Kifffarces)


De astronauten hadden zich naar de leden van Het Rockmuziek-spelende Platonische Boeman-Ideaal gewend, voorzover dat uit hun houding viel af te lezen: de spiegelend gecoate vensters van de ruimtehelmen waren allemaal op hen gericht. De besnorde manager van het Space Emporium, die hen kennelijk bij het publiek had geïntroduceerd, grijnsde hen verwachtingsvol toe.

De tijd leek traag als stroop te stromen, terwijl er af en toe een in een helm gestoken joint rood oplichtte of een borrelend geluid aan een trechter ontsnapte.

Ondanks dat ze wel het een en ander gewend waren, had het surrealistische tafereel een bedremmelend effect op de passagierende Turbo-Diabolische Artisten en het werd hen enigszins vreemd te moede. Het duurde dan ook even voordat ze hun gebruikelijke, door de wol geverfde theatrale reflexen terugvonden.

‘Zoals ik al tegen onze gewaardeerde clientèle had gezegd’, oreerde de manager op geoliede toon, ‘… is het mij een groot genoegen om het onverwachte bezoek van één van de Grootste Hovenierrock-Acts Aller Tijden aan te mogen kondigen!”

‘Huh!?! Hovewatrock??!! Wat de f-‘ de leadgitarist sloeg snel een lederen hand voor de mond van de drummer, de meest opvliegende van de vier, terwijl er een plofferig applausje klonk van geïsoleerde teflon-ruimtehandschoenen met af en toe een radiocommunicatie-piepje er tussendoor. Één van de joints wiebelde vervaarlijk en viel op de grond, maar een toegesnelde ober raapte de pretsigaret snel op en stak hem terug in de helm.

‘Hlahl hlôl hlobhlol blol!’ lispelde de leadgitarist de drummer nijdig toe. Hij had gelijk: “the show must go on” – altijd en overal.

‘Onze gasten hebben gisteravond’, vervolgde de uitbater, ‘uiteraerd allemaal uw Concert bijgewoond en zaten zogezegd nog wat na te genieten onder het genot van een drankje en een … rokertje, toen de bel ging. “Wie kan dat toch zijn?”, zeiden we nog tegen elkaar … niet, heren?’ Hij wendde zich tot de astronauten, die instemmend knikten.

‘U moet namelijk weten: onze klantenkring bestaat vrijwel alleen uit NASA-medewerkers, een enkele Russische kosmonaut daargelaten. En die landen allemaal op het dak, natuurlijk. De voordeur wordt dus eigenlijk enkel door het personeel gebruikt, want wie zou er verder nou zo dom zijn om bij een Space-tent aan te bellen? Niet dan, ja toch?’

Hij wreef zich in de handen als een tweedehands autohandelaar die op het punt staat om iemand de miskoop van de maand te verkopen.

‘Ok…’, zei de bassist, die zijn gedachten weer enigszins op een rijtje had weten te zetten. ‘Maar waarom gaan ze niet gewoon naar Annie’s Hangout of The Galloping Geek in Cape Carnaval … Carnaveral … of hoe het daar ook heet? Waarom per sé Amsterdam, of all places?’

‘Maar meneer!’ De bezonnebrilde horecaman legde zijn hand tegen de borst. ‘Laten wij elkaar geen Didier noemen … als kerels onder elkaar gezegd en gezwegen, mag ik toch wel aannemen dat U, als man van de wereld … en zéker als Horticultureel Onderlegd Hovenierrocker, dat u wéét waar Archibald de Klompenboer de Nederweed haalt ..?’

Hij grijnsde en wiebelde veelbetekenend met zijn wenkbrauwen, terwijl de bassist koortsachtig de betekenis van die laatste zin probeerde te ontrafelen. Door de manier waarop de man het woord nederweed had uitgesproken leek het hem wel veilig om ermee in te stemmen.

Hij gebaarde achter zijn rug “Het is OK” naar zijn nog altijd van de verbijstering bijkomende Kameraden in Knekelrock – de vuist gebald met pink en wijsvinger gestrekt.

‘Hah! Jah, natuurlijk. Maar Amsterdam is wel een mijl op zeven, toch?’

‘Ohhh, maar niet in die Space-Shutteltjes en Maanlandertjes! Daarmee ben je in een kwartiertje over, schijnt het, tenmin-‘

‘Hlâbl hliehlh hlôblo blol!!’ onderbrak de leadgitarist zijn uitleg.

‘Eh, wablief?’

‘Wat hij bedoelt, is dat u net aan nederweed refereerde … we zouden zelf namelijk ook wel iets lusten!’

‘HoHoHo-hôh-hoo …!’ lachte de man, quasi-geshockeerd. ‘Nou, we kunnen ongetwijfeld straks iets … ‘ hij pauzeerde even voor het effect en trok zijn wenkbrauwen op: ‘ … iets, *kuch* … “regelen”’.

‘Hlahld uhh eihluhl’, lispelde de leadgitarist minachtend.

‘Hij bedoelt “Ah, dat zou prachtig zijn”’, loog de bassist. Het viel hem op dat de manager steeds nerveuzer om zich heen begon te kijken.

Ineens sloeg de man zich demonstratief, met een hoorbare pets tegen zijn voorhoofd: ‘Maar wat ben ik toch een vréselijke gastheer! Kom!’ Hij gebaarde de leden van het Omineuze Gezelschap in richting van een onbezet tafeltje.

‘Neemt u toch plaats! Hier, een zithoekje dat geknipt is voor u … oh! Ogenblikje …’

Hij plukte snel een denkbeeldig stofje van een stoel en gebaarde hen te gaan zitten. ‘Laten we met een drankje beginnen om het stof van de stad uit de keel te spoelen! Wat mag het voor u zijn?’

‘Hrlghâsh lblâbl hloehl’, gromde de leadgitarist terwijl hij zijn gestalte onder luid geknars van polyester in het stoeltje neerliet.

‘Het is mijn zaak niet, dat weet ik …’ fluisterde de uitbater tegen de bassist, ‘maar zou hij niet eens een keertje naar een logopedist moeten?’

‘Zinloos’, antwoordde de bassist vanuit de hoek van zijn mond. ‘Hij heeft zijn tong tot 30 centimeter laten verlengen, snap je?’

‘Ehhhhh? Dèrtig centimeter? Maar … waarom?’

De bassist haalde zijn schouders op. ‘Image. Showbizz, weet je wel. Image is alles. Doe hem maar een Bloody Throatmangler met een rietje, en hém daar een driedubbele whisky en een aspirientje. De drummer drinkt alleen maar karnemelk met een theelepeltje zout. En doe mij maar drie biertjes.’

De man knipte met zijn vingers. ‘Ober! Aannemen!’

Net op dat moment kwam de portier door het gordijn de ruimte in. ‘Hee Harrie! Tisgelukt hoor, ik heb die lui gevonden, compleet met camer-‘

‘Aaaaahhh!’, onderbrak de manager hem, op hem toesnellend. Hij manoeuvreerde de portier terug door het gordijn en samen verdwenen ze mompelend naar de foyer.

‘Wat een rare kwast!’ zei de bassist.

‘Uhmhlâhw hwlôhlie hwlôlblôl’.

*snurrrftt* *snuif*

‘Grom’ *spuug* *bah*

‘Uw drankjes, heren …’ de ober zette met een door vele jaren in de horeca getrainde knipmes-motoriek een stel glazen en een zoutvaatje voor het Mephistoteliaanse Muzikale Monsterverbond neer. De daaropvolgende minuut klonk er slechts wat geslurp en gekraak van leer, tegen de achtergrond van het radioverkeer tussen de astronauten en Houston.

Plotseling hoorden ze de zalvende stem van de manager weer, die het gordijn opende en kwiek binnenstapte, gevolgd door de portier. Hij stelde zich voor het drinkende Demonische Quadruplet op, en sloeg de handen ineen op de wijze van een kleuterleidster die de kinderen enthousiast wil maken om mee naar de speeltuin te gaan: ‘Heren … en natuurlijk bedoel ik daarmee ook onze gewaardeerde NASA-clientèle…’

Hij knikte de loungende ruimtevaarders welwillend toe.

‘Het geval wil, dat onze weedleverancier door … omstandigheden … verhinderd is. Maar geen paniek!’

Hij hief zijn handen theatraal-kalmerend op.

‘In plaats daarvan bied ik u een rondvaart door onze wereldberoemde grachten aan, tijdens welke wij onze backup-provider zullen aandoen. We zullen ons tochtje daarom in … hogere sferen afsluiten!’

Onder de astronauten ontstond enige onrust. Één van hen stond moeizaam op, de joint als een wiebelend bakboordlicht bovenop zijn helm.

[PIEP] Eh… hoe moet dat met ons dan? Ik zie dat nog niet zo voor me [PIEP] chcht Omega Beta Zes-Één … stand-by, ik herhaal: stand-by chchcht [PIEP]’

‘Aan alles is gedacht!’, glimlachte de manager fijntjes, het gordijn openend, waarna enkele verveeld kijkende, slungelige mannen omhangen met onbestemde apparatuur, met kruiwagens binnenkwamen.

Ze parkeerden ieder hun kruiwagen naast een astronaut, die ze vervolgens hielpen om erin plaats te nemen.

‘Ach! Zou u dan misschien zo goed willen zijn om u over één astronaut per persoon te ontfermen? In de hal staan nog meer kruiwagentjes…’ De manager wenkte het Diabolische Dubbel-Duo hem te volgen.

‘Het zou jammer zijn hen achter te moeten laten’. Hij gebaarde naar de vier vrolijk groen geverfde kruiwagens. ‘Het zijn zulke alleraardigste kerels, en goed van betalen ook. Willen jullie wel geloven dat Buzz Aldrin himself hier een paar jaar geleden nog is geweest? Bovendien zijn die kruiwagens helemaal in jullie stijl, toch? We nemen de achteruitgang, dus in de hal linksaf slaan graag.’

Tot hun eigen verbazing gehoorzaamden de vier Afgrondelijke Vrees-Monolieten zonder te protesteren en laadden ieder een ruimtevaarder in hun kruiwagen.

En zo kon men even later op de Oudezijds Achterburgwal getuige zijn van een schouwspel dat zich alleen in Amsterdam kon voltrekken zonder het landelijke nieuws te halen: een optocht van slungels en demonen, die astronauten in witte ruimtepakken in kruiwagens voortduwden.

Na honderd meter hield de stoet halt en begaf men zich over een loopplank naar een platte schuit, waarop al enige anderen bezig waren om een podiumpje op te richten, stoelen neer te zetten en dergelijke.

Een man in een zwart pak die enigszins aan Sjef van Oekel deed denken stond druk gesticulerend aanwijzingen te geven.

De astronauten werden in stoelen rondom het podiumpje neergezet en iemand leek iets in bovenin de helm van enkelen van hem te gieten.

Toen ze allemaal zaten, gingen de vier zwarte diabolische gedaanten wijdbeens, met de armen over elkaar op het podiumpje staan, terwijl de gestalte van de druk gebarende man in het zwarte pak iets onderkruiperigs kreeg terwijl hij tegen hen aan het praten was.

‘Ach komaan, u zou hen er zó’n groot plezier mee doen …!’ zei hij. ‘Ze zijn daar bij de NASA allemaal trouwe fans van u, eerlijk waar!’

*Grar*

‘Hlah hlewweh hle hlewhlehld hlâl!’

‘Ja, dat hebben we al verschillende keren ondervonden’, vertaalde de bassist. ‘Zo nu en dan lopen we één van de heren tegen het lijf. Maar “unplugged” is niet echt ons ding, weet je. En trouwens, we hebben een dag vrij vandaag.’

Maar de manager van het Trippy Space Emporium gaf niet zomaar op. Hij duwde zijn zonnebril vóór op zijn neus zodat hij erover heen kon gluren, leunde samenzweerderig naar de bassist toe en keek snel schichtig om zich heen. Toen deed hij zijn jasje snel even open, zodat de weigerachtige Broeders van de Knekelpot de ferme zak Nederweed zagen bungelen, die daar vastgespeld was.

‘Da’s voor jullie, als je drie nummers voor ons speelt terwijl we door de gracht varen’, smiespelde hij, veelbetekenend met zijn wenkbrauwen wiebelend.

De leden van de Quadrafonische Doem-Generator keken elkaar aan.

‘Hlôl blol’, oordeelde de leadgitarist tenslotte.

‘Excuseer?’

‘We gaan akkoord. Drie nummers voor dat zakje. Maal vier dan, voor ieder één.’

‘Ah! Akkoord!’ De manager wilde de Duivels-troubadours in een amicale opwelling op de rug slaan, maar zag daar na een blik op die stalen spikes wijselijk van af.

Hij klapte in zijn handen. ‘Komaan! Actie!’

Een paar mensen renden de kade weer op en kwamen snel terug met spullen zoals een drumstel, tuingereedschap, een dozijn tuinkabouters, en een paar kruiwagens vol aarde. In een oogwenk hadden ze het podium in een gezellige Hendrik-Jan-de-Tuinman-stijl opgetuigd. Iemand anders zette grote strooien hoeden op de helmen van de astronauten, en die slungelige mannen waren bezig om statieven uit te klappen en daar camera’s op te klikken.

‘Hlahl whlôhlie blâh?’ De leadgitarist wees met een dreigende vinger naar de cameraploeg. ‘Oh, dat is niets … niets!’, kwam de manager tussenbeide, glad als een paling. ‘Dat zijn mijn … neefjes, die maken een paar videootjes zodat we later thuis nog eens na kunnen genieten! Oh, ogenblik …’

Hij nam zijn telefoon op. ‘Ja, spreek je mee … ah ok, maar ik heb ook een stel Henrika’s-Jannie-de-Tuinvrouwen nodig, anders krijg ik het ministerie op mijn dak … en snel een beetje … we vertrekken over vijf minuten!’

‘Ach, personeel …’ zei hij, de bassist schalks aankijkend. ‘U weet hoe het is. Maar waarom neemt u niet vast plaats? Met nog een drankje erbij?’

Hij gebaarde naar het podium en knipte tegelijk in zijn vingers om de ober.

Op het podium stond alles al gereed. De drummer klom op zijn plek, maar de andere drie keken verbijsterd naar de merkwaardige instrumenten die voor hun waren klaargezet: gitaren in de vorm van grasharken en een basgitaar die op een spade leek. Met een gezicht waar de misprijzende walging van af droop, namen de beide gitaristen de instrumenten in de handen, maar de bassist lachte hard en deed alsof hij met zijn basgitaar aan het spitten was.

De slungelige cameraploeg sloeg het tafereel verveeld gade. Het was nu duidelijk zichtbaar dat er op al hun apparatuur met grote letters ‘SBS’ stond, maar gelukkig ontging de betekenis daarvan aan de vier Nachtmerrie-Soundtrack-Vertolkers.

De manager reikte hen een papiertje aan: ‘dit had ik zo in gedachten qua nummers!’

En voordat iemand iets kon zeggen, draaide hij zich om, om een paar nieuwkomers te verwelkomen: een stel kauwgum-kauwende Amsterdamse dames, gekleed in tuinbroeken en strooien hoeden, kwam over de loopplank.

‘Welkom! Welkom!’ Drukdoenerig en gladjes, bewoog de man zich als een bij over een struik met bloemen. Hij dirigeerde iedereen naar zijn of haar plek en zorgde dat ze van voldoende drankjes voorzien waren, zodat ze geen reden hadden om complicaties te veroorzaken.

Intussen staarde de Huisband van de Hel naar het papiertje waarop, zoals ze al vreesden, inderdaad nummers uit het repertoire van Hark Cloggo & The Clodboys gekrabbeld waren: “Digging a dunkin’ pond”; “Listless Lawns & Pretty Petunia’s” en natuurlijk “Sixteen Tons”.

En toen schommelde de schuit, en begon te varen. De astronauten waren wel meer gewend en hadden trouwens hun ingebouwde gyroscopen om ze te stabiliseren, maar de rest van de opvarenden greep zich vast om niet om te vallen. Ook tuimelde er bijna een camera overboord, maar één van de slungels wist hem net op tijd te grijpen. Er klonk wat Beavis-en-Butthead-gesnuif van zijn kameraden.

De drummer gromde en probeerde een vinnige roffel te spelen. Er klonk een geluid alsof hij een paar tupperware-bakjes opentrok:

*trrap tappadap tap tok PLOK dappadap tap trrrarapadap*

‘Wat de f-‘, riep hij, staarde naar de drumstokjes en beet erop.

‘Wel alle padvinders! Ze zijn van rubber!’

‘Hjlâl huwlie wâh’, lalde de leadgitarist hem met kronkelende tong toe, terwijl hij een gierende riff aan zijn grashark probeerde te ontlokken.

Er klonk een unplugged, Assurancetourix-achtig *twing toïngg kkring*.

*Peungg tongg twârpp*, produceerde ze spade van de bassist. Hij hield het instrument vóór zich uit en fronste ernaar.

‘Kom op! We doen het voor de dope, weet je nog!’

‘Lhoelhâl wlâl hlôl blol’

‘Grom grâr snort-snuif’

*spuug* *bah*

‘Hè!’, riep de bassist naar de uitbater van het ruimtevaarders-relax-instituut, die druk gebarend de kauwende dames tussen de ruimtevaarders aan het tafelschikken was. ‘We zijn zover!’

‘Ach… mooi, prachtig …’ Hij laveerde grijnzend als een haai op weg naar een cocktailparty tussen de astronauten door en gebaarde naar de SBS-cameraploeg. ‘Jullie ook klaar?’

Er klonk het meewarige gesnuif dat overblijft nadat elke schijn van betrokkenheid uit een bevestiging is verwijderd.

‘Vooruit dan maar!’, sloeg de manager zijn handen in elkaar terwijl hij op een stoeltje ging zitten.

De leadgitarist, wijdbeens, hief zijn solo-grashark dreigend op: twaiiÏÏNnggg

plokka-klap tagadap plok padaklop-klap , produceerde de drummer met rollende ogen.

Krienggg, ontlokte de slaggitarist met molenwiekende arm aan zijn rhythm-grashark: krieng krieng krienggg

*snOrtt* *grÂrg* *rahh*

tonk toenk tangg toengg toenggg, deed de bas.

‘ONE TWO THREE FOUR’

tragadap trrabadap padap padap kaplokkedeplok-plok-plok

De leadgitarist liet zijn tong kronkelen als een aanvallende ratelslang, en de vier Angst-Projectoren zetten met grommende death growl The Rake’s Progress in:

Ah-well-ah-*grÂhrr*-ah-well

You can be diggin’ holes twAingg

an’ shovellin’ earth krieng krieng krieng

But the rakin’s dah best grArr of ah-hall … krieng twêngg krieng

tragadap trrabadap padap padap bop top bap tap tappadap tappadap tap tap tap

krieng kriengg krieng

An’ when da day *grâr* gone twénk poink twangg

Without da rakin’z *grunt* done

It ah-ain’t-ah half as sweet tappadap-tappadap—tappadap tap tap tap

For any-o-one. *screech* *growl* *grÂr*

Net op dat moment voeren ze onder de brug bij de Grimburgwal door, waardoor de unplugged blast-beat toch nog behoorlijk indrukwekkend klonk, begeleid door een Basso Continuo van NASA-intercom-piepjes en -squelchgeluiden:

dikkadikkaDIKKADIKKADIKKADIKKADIKKADIKKADIKKAdikkadikka

[PIEP] chcht [PIEP] [PIEP] [chcht]

*grÄHRRrr* krieng sproink plieng

De astronauten, bekend als ze waren met het repertoire van Hark Cloggo & the Clodboys, waren rechtop gaan zitten en bewogen mee op de maat voorzover hun ruimtepakken dat toelieten. Maar nu ze het refrein hoorden aankomen, stonden enkelen van hen op, de bovenin de helm gestoken trechters en joints wiebelend, namen een pose aan alsof ze tuin aan het aanharken waren, en lucht-harkten enthousiast mee in de maat van het refrein, terwijl de Amsterdamse grachtenpandjes ironisch in hun helmen weerspiegelden.

So that’s-a-whah-ah-we’ll … toiïnk-sproïnk

rake rake rake *GRÂHRR* booties off!

We’ll rake ya *GRRUNT* night lo-honggg … *SNORT*

We’ll rake-rake-rake *SCREECH* countryside

‘Till the walls come tumb-bah-lin doh-hown *gggrraaÂÂHRrrrr*

[PIEP]

dikkadikkadikkadikkadikkadikkadikka

*grÄHRRrr* krieng poinggg twang

tragadap trrabadap pada-da tap TAP TAP plok

kriengggg

[PIEP] chcht [PIEP] [PIEP] [chcht] ‘Tango Zoeloe, Tango Zoeloe, alles in orde met de gyroscoop? Antwoord alstublieft chcht [PIEP]

Er klonk een onverwacht applaus en gejoel van de oever. Kennelijk had het schouwspel de één of andere grens overschreden qua ongebruikelijkheid, en trokken de onversterkt musicerende Orakels van Satan en hun high-tech entourage nu ineens wél de aandacht van de Amsterdammers.

Het Faustiaanse Ambassadeurs-Quadruplet sprong reflexmatig in hun Infameus-Intimiderende PR-Pose en wierp hautaine blikken naar het fotograferende klootjesvolk op het Rokin, waar ze inmiddels waren aangekomen.

De SBS-cameraploeg was evenwel niet onder de indruk. Ze hadden de hele tijd al Beavis- en Butthead-achtig lopen meesmuilen. Als terminaal verwende stadssnoeten hadden ze een houding gecultiveerd die droop van de lijzige, smalende neerbuigendheid; een levenshouding die zich alleen maar met zgn. arrenbie-muziek liet verenigen.

Ze stonden de Sonische Shockridders Des Doems hinnikend en gnuivend te imiteren met statieven en microfoonhengels als zogenaamde instrumenten.

Het viel niet echt in goede aarde bij de vier Sfinxen van het Noodlot. Ze wendden hun borende blikken onder omineus gekraak van polyester en leer naar hen toe, en na een korte blik uitgewisseld te hebben, kraakten en kletterden ze van het podium af en grepen de SBS-werknemers bij de lurven.

De uitbater van het Trippy Space Emporium trachtte nog tussenbeide te komen met een “Maar heren toch! Heren toch! Blijft u toch ka-” – maar hij werd de mond gesnoerd door de plonzen waarmee lamzakken, camera’s en toebehoren tussen enige langsdobberende vrijgezellenparty’s te water raakten.

Een ijselijke stilte viel.

Maar toen klonk er een aarzelend, maar goedkeurend applausje vanaf de wal. De manager stond handenwringend toe te kijken hoe de apparatuur, en daarmee de registratie van het unplugged optreden van “Hark Cloggo”, borrelend naar de peilloze diepten van het Rokin zonk.

De cameraploeg zelf werd door één van de langsdrijvende vrijgezellenparty’s geassimileerd, zodat het hulpgeroep van de SBS-lamzakken in het liederlijk gebral en de onsmakelijke biologische geluiden verloren ging.

De portier, die het vaartuigje bestuurde, stuurde op een steiger aan de Oude Turfmarkt aan de overkant toe om het op het Rokin samengestroomde publiek te vermijden. De vier leden van de Breinbevriezende Mega-act, die bij het applaus reflexmatig terug in hun PR-pose was gesprongen, besloten daarom dat het welletjes was geweest en maakten aanstalten om van boord te gaan. De bassist tikte de nog altijd vertwijfeld over het water starende uitbater op de schouder.

‘Één zakje is wel ok, want we hebben ook maar één nummer gespeeld.’

De man draaide zich om naar de bassist die zijn leder-gehandschoende hand op incasserende wijze ophield. Hij speldde het zakje los van zijn jas en overhandigde het, want hij had het niet zo op die vrijgezellenparty’s.

De bassist draaide zich om, en de vier Broeders-in-diabolische-showbusiness stampten rammelend en rinkelend van boord, nadat ze nog snel een paar joints uit ruimtehelmen hadden geplukt, voor onderweg.

Paffend en grommend als een cyberpunklocomotief uit een Mad-Max-film verdwenen ze in een steeg, gevolgd door een sliert kauwgumkauwende dames, die hadden geconcludeerd dat het het weliswaar niet bij de Toppers haalde, maar dat het in ieder geval spannender was dan die lui met die ruimtepakken.

De manager stond besluiteloos stil op de schommelende dekschuit en overzag de nog altijd met strooien hoeden getooide astronauten, die met hun uitwisselingen van technische rapportages met Houston alweer tot de orde van de dag waren overgegaan.

Hij zuchtte terwijl hij aan de muziekvideo dacht waarmee hij de klapper van zijn leven had willen maken.

Ons innerlijk oog zoomt nu langzaam uit, terwijl op de achtergrond zachtjes het Adagio Lamentoso uit Tchaikovsky’s zesde symfonie weerklinkt.

Er klinkt een ietwat dorre, nasale stem die zegt:

‘ … en zo, beste lezertjes, zien we maar weer hoe ijdel al ons streven is! Af en toe wordt er ons, net als bij de Manager, een worst voor de neus gehouden die weer wordt weggerukt al we onze hand ernaar uitstrekken.’

‘Ach, het ware beter als wij ons zouden beperken tot verhalen waarin alles, net als in het echte leven, kommer en kwel is! Zo noem ik bijvoorbeeld “Het spel der tronen” of “De Wandelende Doden” en dergelijke, die een prachtig negatief beeld geven dat volledig recht doet aan de kille realiteit.’

‘Verder zou ik erop wil-‘

===========================

%%%%%£$ CHCHCHT [BEEP] chchcht

Five – 4 – Three – 2 – 1 (beep)

Het beeld van de Amsterdamse gracht knippert en vervormt, en in plaats daarvan zien we een astronaut in beeld die er ondanks zijn spiegelende helm in slaagt een opgewekte en montere indruk te maken.

‘ CHCHT Goedemiddag [PIEP] ’, klinkt het blikkerig.

‘Wij van NTVNASA Music Television – hebben het genoegen om u een primeur te presenteren: een Unplugged versie van The Rake’s Progress [PIEP] door niemand minder dan … Hark Cloggo & the Clodboys! – live vanuit de grachten van Amsterdam! [PIEP]

Hij leunt zichtbaar voldaan achterover.

[PIEP] chcht Deze opname is zoëven gemonteerd met de live-video en -audiofeeds van de medewerkers van onze buitendienst [PIEP] .. voor een optimale kijk-en -luisterervaring bevelen wij daarom aan uw koptelefoon op te zetten met het volume vol open [PIEP] chcht

We zien Hark Cloggo wijdbeens staan. Hij heft zijn solo-grashark dreigend op: twaiiÏÏNnggg

plokka-klap tagadap plok padaklop-klap , produceert de drummer met rollende ogen.

Krienggg, ontlokt de slaggitarist met molenwiekende arm aan zijn rhythm-grashark: krieng krieng krienggg

*snOrtt* *grÂrg* *rahh*

tonk toenk tangg toengg toenggg, doet de bas.

‘ONE TWO THREE FOUR’

tragadap trrabadap padap padap kaplokkedeplok-plok-plok

De leadgitarist laat zijn tong kronkelen als een aanvallende ratelslang, en de vier Muzikale Tuinlieden zetten met grommende death growl The Rake’s Progress in:

Ah-well-ah-*grÂhrr*-ah-well

You can be diggin’ holes twAingg

an’ shovellin’ earth krieng krieng krieng

But the rakin’s dah best grArr of ah-hall … krieng twêngg krieng

tragadap trrabadap padap padap bop top bap tap tappadap tappadap tap tap tap

krieng kriengg krieng

An’ when da day *grâr* gone twénk poink twangg

Without da rakin’z *grunt* done

It ah-ain’t-ah half as sweet tappadap-tappadap—tappadap tap tap tap

For any-o-one. *screech* *growl* *grÂr*

We varen nu onder de brug bij de Grimburgwal door, waardoor de “unplugged” blast-beat behoorlijk indrukwekkend klinkt:

dikkadikkaDIKKADIKKADIKKADIKKADIKKADIKKADIKKAdikkadikka

*grÄHRRrr* krieng sproink plieng

So that’s-a-whah-ah-we’ll … toiïnk-sproïnk

rake rake rake *GRÂHRR* booties off!

We’ll rake ya *GRRUNT* night lo-honggg … *SNORT*

We’ll rake-rake-rake *SCREECH* countryside

‘Till the walls come tumb-bah-lin doh-hown *gggrraaÂÂHRrrrr*

dikkadikkadikkadikkadikkadikkadikka

*grÄHRRrr* krieng poinggg twang

tragadap trrabadap pada-da tap TAP TAP plok

kriengggg

‘[PIEP] Roll the credits! chchcht [PIEP]’


U heeft gekeken naar

HARK CLOGGO UNPLUGGED ON A BOAT IN AMSTERDAM

geproduceerd door

NASA MUSIC TELEVISION

in samenwerking met

TRIPPY SPACE EMPORIUM AMSTERDAM

The end

[PIEP]

en_GBEnglish (UK)