Jatten, stelen, gappen

Jatten, Stelen, Gappen, enzovoorts: het uitvoeren van een eenzijdig gewenste transactie.
De verschillende termen hebben betrekking op de stijl waarin e.e.a. wordt uitgevoerd en zijn gesorteerd van “concreet / fysiek” naar “abstract / virtueel”.

RATSEN – bij ratsen gaat het om een met zodanig grote snelheid uitgevoerde vorm van Jatten (qv) dat er secundaire schade ontstaat als direct gevolg van het verwijderen van het te ratsen object: de ratser snijdt tegen andere ratsers graag op over de mate van “in de rats zitten” waarin ze geratste gedupeerden achterlaten.

Als het te ratsen steviger aan iets of iemand vast blijkt te zitten, zodat het door de vertrek snellende Ratser wordt losgescheurd of -gerukt, dan is de veroorzaakte schade vanzelfsprekend veel groter en kan er sprake zijn van letselschade bij de gedupeerde(n). Ook al zijn boeven malloten, het blijven natuurlijk wél boeven!

De ratser in kwestie blaast in deze gevallen bij de eerstvolgende bijeenkomst in de “Rats Ritz” hoog van de toren over het “in de ratsemodee” achterlaten van de in deze gevallen dubbel gedupeerden, waarmee in tegenstelling tot het “in de rats zitten” naast het bereikte financiële voordeel en de bij gedupeerde veroorzaakte secundaire materiële schade, ook de staat van ontreddering en (indien van toepassing) het letsel wordt meegewogen.

Als de buit ál te stevig vastzit loopt de ratser het risico te “snokken” (zodanig abrupt ten val komen dat de ratser met de neus plat *op*, en de voortanden vast *in* de vloer komt te zitten). Dit overkomt elke ratser wel een keer, en een beginnende ratser wordt zelfs pas door mederatsers als zodanig erkend en serieus genomen als de voortanden na één of meerdere forse snokpartijen karakteristiek recht vooruit zijn komen te staan, met de neus naar boven gekanteld.

Daarom bereidt de zichzelf respecterende ratser zich terdege voor door keihard te trainen op als managers- of teambuildings-kampen gecamoufleerde ratsemodee-banen in de Ardennen, zodat wandelaars daar zo nu en dan getuige zijn van tafereeltjes waarin men gemaskerde types met gebitten die om orthodontische interventie lijken te schreeuwen, harfend door het bos kan zien draven en aan bomen bevestigde “buit” proberen weg te grissen.

KLAUWEN – een ruigere en meer geïmproviseerde variant van Jatten (zie onder). De Klauwer grijpt het begeerde object met beide handen, de vingers van hebzucht gekromd. Hij (dames klauwen opvallend weinig) stoot daarbij een dierlijk grommende overwinningskreet uit.

De Klauwer draagt geen pet maar een glimmend trainingspak en is meestal een junk. In principe komt elk draagbaar object voor Klauwen in aanmerking: de Klauwer is meestal niet erg kritisch en klauwt schemerlampen, laptops, waardeloze Blokker-prullaria en handtasjes met een verfrissend gebrek aan onderscheid.

JATTEN – het object in kwestie wordt in één snelle uithaal van de arm met de volle, blote hand gegrepen (een “petsend” of “klappend” geluid veroorzakend) en meegenomen door een zich snel uit de voeten makend individu met een ouderwetse platte stoffen pet op het boevenhoofd. Jatten leent zich het best voor het wegnemen van stevige, niet te grote en vanzelfsprekend dure objecten en vereist een zekere branie-achtige onbeschaamdheid van de kant van de boef.

PIKKEN – is vaak door omstandigheden geïnspireerd en uitgevoerd door een gelegenheidsdief: “de bakker, die keek niet / ik pikte een brood / zo zijn we in leven gebleven” (G. Dekzeil, “Ik ben Gerrit”). Het typische Pik-object is niet duur, maar iets waar de dader werkelijk op dat moment behoefte aan heeft (of denkt te hebben). Pikken heeft daarom een geïmproviseerd, slordig karakter en wordt vaak in een staat van halve paniek uitgevoerd: de game-junk die een spel of apparaat grijpt en op weg naar buiten over een andere klant struikelt of de armlastige, naar literatuur hakende intellectueel die, hysterisch lachend met het complete werk van Shakespeare in de armen de boekwinkel uitstuift – vaak blijft het bij die ene keer en komt de dader tot inkeer. Een enkele keer krijgt een beginnende Pikker de criminele smaak te pakken en gaat van daaruit het slechte pad op.

GAPPEN – combineert de snelheid van Jatten met de heimelijke steelsheid van Stelen (qv), maar het dient met goochelaarachtige bravoure te worden uitgevoerd. De Gapper trekt een onschuldig gezicht (zonder maskertje!) waarbij de onderlip zover mogelijk naar binnen wordt getrokken, en graait tijdens het passeren het weg te nemen object met een achterwaarts draaiende handbeweging weg en verbergt het in één vloeiende beweging in een jaszak. De hand wordt tijdens de graaibeweging het beste als een kommetje gevormd, met de duim naar beneden gericht. Gappen leent zich voor het wegnemen van kleine (zeer dure) objecten en de Gapper dient over een poker-face en stalen zenuwen te beschikken.

STELEN – in contrast met Jatten, wordt bij Stelen het object heimelijk en voorzichtig met beide in dunne, zwart lederen handschoenen gestoken handen weggenomen door een schichtig om zich heen kijkende boef met een maskertje, die daarna zo onhoorbaar mogelijk wegsluipt. Stelen wordt bij voorkeur ‘s nachts gepraktizeerd in percelen waarvan de eigenaar(s) niet aanwezig zijn en leent zich tot het wegnemen van iets grotere objecten als bij Jatten.

ACHTEROVERDRUKKEN – het “achteroverdrukken” kenmerkt zich door een zeker psychologisch inzicht van de kant van de goed op elkaar ingespeelde “geslepen en sluwe” daders, die hierbij meestal in tweetallen te werk gaan. Het idee is dat de achterover te drukken objecten in eerste instantie nog niet onrechtmatig worden verwijderd en/of meegenomen, maar op zodanige manier worden verplaatst of gecamoufleerd dat ze verdwenen lijken te zijn. Men denke hierbij aan het “zogenaamd per ongeluk op een andere stelling in het magazijn zetten”, maar ook aan bv. het saboteren van de voorraadadministratie, of, op huiselijkere schaal, het verplaatsen van de familiejuwelen naar het tuinhuisje. De achteroverdrukkers wachten dan rustig in hun vuistje lachend af, terwijl iedereen zich druk loopt te maken en de politie het ene na het andere dwaalspoor afsnuffelt – en mocht de buit dan ontdekt worden is men zo opgelucht dat, mocht er al enige verdenking bestaan hebben, die uit schaamte om zal slaan in verontschuldigingen en overdreven amicaal schoudergeklop “ter Wiedergutmachung”. 

Maar zo niet, dan wordt, zodra iedereen weer is overgegaan tot de orde van de dag, de buit stilletjes alsnog meegenomen en vieren de twee achteroverdrukkers, gekleed in de kenmerkende slappe leren jasjes, die avond onbedaarlijk giechelend hun overwinning in een louche café.

JATMOUZEN – specifiek Amsterdamse vorm van jatten (qv), waarbij de dader een belangrijk deel van de voldoening put uit het tijdens het jatmouzen aan de benadeelde partij toegeroepen van lollig bedoelde quasi-chagrijnige mededelingen in plat-Amsterdams  (“Aah walnààh jàh, bèhjons in Àmstuhdàh kèjje èch lache”, “Jaa dâmojje wèl effe aat je doppe kàke burgemans”, “so hèjjet so hèjjetniemeer”, “Krààg tàch àllàmàl duh kleire”, “fàl foor mèn pât àllàmàl doot”, enz. enz.)

Omdat jatmouzen nooit buiten de voor de crimineel minst risicodragende doelen (kinderpartijtjes, theekransjes e.d.) wordt gerapporteerd, moeten uitspraken van de door de populaire media zo graag ten tonele gevoerde Bekende Jatmouzers als “als het maar met voldoende branie en bravoure wordt uitgevoerd, compenseert het verrassingseffect het risico van van het zich brutaalweg publiekelijk vertonen” met een stevige korrel zout worden genomen, te meer omdat er nooit iets van enige waarde wordt vermist na een bliksembezoek van de Jatmouzer. Het is, zo wordt in recente criminologische verkenningen gesteld, daarom twijfelachtig of Jatmouzen überhaupt wel een vorm van eigendomscriminaliteit is en niet veel eerder een techniek om onder een bepaalde bevolkingsgroep Beroemd te worden: een bestaan als Bekende Jatmouzer is nl. veel lucratiever en (in de ogen van die bevolkingsgroep) aantrekkelijker dan dat van de traditionele kruimeldief. Omdat niemand van een eenmaal Bekende Jatmouzer ooit verwacht dat deze nog actief jatmoust, wordt de Bekende Jatmouzer via het schnabbel- en panel-circuit geruisloos toegevoegd aan de populatie verlopen boeven die in de volksmond met “BN-ers” wordt aangeduid.

WEGNEMEN – het zgn. “wegnemen” onderscheidt zich van andere vormen van eigendomscriminaliteit in die zin dat zowel het plotselinge ontbreken van het weggenomen voorwerp (“Huh? Wie steelt er nou washandjes??”) als de identiteit van de wegnemer (indien ontmaskerd) maximaal discordant zijn (“Wát zeg je me nou? Heeft Piet dat gedaan??”)

ONTVREEMDEN

[1] in de oorspronkelijke betekenis verwijst dit naar een verouderde vorm van criminaliteit die welig tierde in de gouden eeuw, toen verderflijcke VOC-vlercken partijen goederen (snuifdozen, handspiegels, horloges, fournituren, medicamenten en handgereedschap van Werckmeifter & Nooytgedagt) via een netwerk van perfide packhuysch-piassen en omkoopbare qualycke scheeps-cornuyten naar den vreemde verscheepten om deze aldaar onder de autochtone bevolking te ruilen voor geestverruimende specerijen.

De betekenis is in latere tijden door toedoen van literair-criminologisch minder begaafde misdaad-journalistieke elementen in de lokale pers in een proces van duidingsverplatting (waarbij men zich intelligenter wil doen voorkomen door half-begrepen woorden te misbruiken) verruimd tot “vormen van diefstal van koopwaar” of eenvoudigweg “winkeldiefstal”.

[2] “Ontvreemden” is tegenwoordig ook in gebruik voor diefstal van grotere, meer grofstoffelijke en relatief minder dure objecten (gerekend in prijs per kilo of kubieke meter) zoals bouwmaterialen, betonmolens, gereedschap, bromdingen of voertuigen. Het vereist doorgaans meer planning en coördinatie dan de hier boven genoemde vormen van criminaliteit, door vaak meer dan één boef. Zoals het woord “ont-vreemden” suggereert blijken de daders nogal eens (vage) bekenden van de slachtoffers. De typische Ontvreemder heeft hoekige trekken, harde handen, stoppels en ruwe omgangsvormen die goed van pas komen tijdens het traditionele handgemeen bij de onderhandelingen met de heler(s).

VERDONKEREMANEN

[1] (strikt) zoals het woord suggereert, gaat het bij verdonkeremanen om een vorm van criminaliteit die in het stikdonker wordt beoefend, zoals in vroegere tijden tijdens nachten waarop de maan verstek liet gaan. Het verdonkeremanen is nooit een erg populaire vorm van eigendomscriminaliteit geweest omdat, hoewel in het donker de kans op een “heterdaad” aantrekkelijk laag is door het praktisch onzichtbaar zijn van de dader, dit óók geldt voor het te verdonkeremanen object, obstakels als muren en meubels, struikelbevorderende knikkers of rolschaatsen, zwarte slapende honden, gapende afgronden, of, wat in bepaalde kringen vaker voorkomt dan men denkt, diepe kuilen gevuld met ijskoud water en sidderalen (een “schokbad”).

[2] In figuurlijke zin wordt “verdonkeremanen” ook gebruikt waar het gaat om eigendomscriminaliteit met niet-materiële monetaire objecten zoals Fondsen, Gelden, Subsidies of Middelen.

Verdonkeremaners vindt men onder door drank en dobbelspel aan lager wal geraakte managers, boekhouders, IT-ers of beambten die in de verkeerde veronderstelling leven, de Gouden Truc te hebben gevonden die ze miljardair maakt zonder dat iemand er ooit achterkomt wie het heeft geflikt en hoe.

ZICH WEDERRECHTELIJK TOEËIGENEN – is de meest abstracte en verhulde vorm van eigendomscriminaliteit. Het ernstigheidsspectrum strekt zich van een naar huis meegenomen bedrijfs-potlood of op kantoor gemaakte privékopietjes, via foute directeuren van overheidsinstellingen die thuis een compleet computernetwerk op kosten van de zaak laten installeren, tot aan de bodemloze krochten waarin de Graaisten der Graai-CEO’s zich in grote liederlijkheid brallend rondwentelen in de zich wederrechtelijk toegeëigende materiële middelen.

en_GBEnglish (UK)