GAJES – is net als Janhagel een vorm van Groepsboeverij, maar onderscheidt zich van Janhagel doordat bijdragen aan de ontwikkeling van de misdaad niet alleen passief worden verstrekt door bijvoorbeeld plotseling uit het niets op te duiken bij relletjes: Gajes opereert ook uit eigen initiatief als antwoord op ontwikkelingen van buitenaf, zoals nadat een aangehangen voetbalclub heeft verloren, of als een buitenstaander ‘op een verkeerde manier’ naar een groepslid kijkt. De naam “Gajes” is niet, zoals het nogal eens in de volksmond heet, een triviale verbastering van “ga eens (weg)” – zeg nu zelf: men hoeft er niet lang over door te denken teneinde zich te realiseren dat zelfs de Schelm (de lichtste categorie uit deze serie) – laat staan Gajes! – zich zoiets niet laat zeggen zonder precies het tegenovergestelde van het beoogde effect te bereiken, zoals de volgende dialoog kernachtig laat zien:
- Burger (tegen overlast veroorzakend Gajes): “Hee, gaan jullie ‘ns weg! Potverdriedubbeltjes!”
- Gajes (de mouwen opstropend): “Ah … hee, hej’ soms wat, burgermans? Effe tandjes spugen doen?”
- Burger: *gloek*
Je voelt het al: dat lijkt nergens op.
Nee: de term “Gaies” is een kruis-associatie met de in het collectief onderbewustzijn (onterecht) als ‘diefachtig’ ervaren ‘gaaien’ of ‘gaai-achtigen’ – vgl. het Oost-Brabantse bijgeloof dat een op het dak van een winkel neerstrijkend ‘donderplukske grauwe gaaien’ het faillissement binnen drie jaar van betreffende middenstander voorspelt; of de Kerkraadse legende van Karel, de Keilende Krachtgaai, die het dorp zeven jaren lang terroriseerde.
GANNEF – wordt afhankelijk van het ingenomen standpunt ofwel als ‘toffe peer met criminele inslag’, ofwel als ‘aimabele boef’ ervaren. Veel verschil voor het uiteindelijke resultaat maakt het niet, maar toch geven de meeste slachtoffers de voorkeur aan een boef die achteraf gezien toch wel goeie bakken vertelde tijdens de overval, boven een joviale gids die in een donker steegje ineens zijn blaffer tevoorschijn haalt in en je voor de keuze tussen “een blauwe boon of de poet” stelt.
In beide gevallen spreekt men van Gannef: een slag boeven dat behalve het sterk instrumentele gebruik van sociale vaardigheden ook opvalt doordat ze fysiek sterk naar één kant overhellen. Mogelijk maakt dit een ontwapenende indruk op potentiële slachtoffers, net als de eigenaardige wijze waarop Gannef pleegt te lachen, waarbij met de boventanden op de onderlip wordt gebeten: “Hneuff fhèh fneu heuheu fffjajaja nffft jeuheu fhèh”.
RAPAILLE – is de traditionele, denigrerend bedoelde naam waarmee de Franse adel vóór de Franse Revolutie de morrende, met hooivorken bewapende plattelandsbevolking aanduidde. Toen de Franse Adel na de Revolutie niet langer voorhanden was, werd de term synoniem met “meute die het op ons voorzien heeft”, en dit is tot op vandaag het kenmerk van Rapaille: een onbestemde, opdringende menigte met voor de spreker minder prettige bedoelingen.
SCHORREMORRIE – een Limburgse vorm van Gajes, klein van stuk maar oersterk gespierd door het zware werk in de mijnen. Bij Schorremorrie ging het om wegens wangedrag, drankmisbruik of kolendiefstal ontslagen werknemers van de Staatsmijnen die zich in zgn. “Sjöre-Mörre”-groepen (“morrende sjouwers”) verenigden en lange tijd de schrik van Sittard, Roermond en Heerlen waren. Men is verdeeld over de herkomst van de naam: in de volksmond heet het dat “Schorremorrie” is afgeleid van hoe het geluid van brekend glas en onder het geweld van knoestige mijnwerkershanden bezwijkend metselwerk vermengd met het angstwekkend gemompel van een naderende troep plunderende Sjöre-Mörre door de stegen en sloppen van de mijnsteden galmde; maar in kringen van academische geschiedschrijving houdt men het op een Hollandse verbastering van het Limburgse “Sjöre-Mörre”.
Volgens Dhr. Walter de Rochebrune van het Simplistisch Verbond is het “Zendt het Schorremorrie de mijnen in!” waarmee Komingin Wilhelmina destijds op onrusten in Limburg reageerde dan ook altijd verkeerd begrepen, en stelde ze feitelijk voor om de Sjöre-Mörre bij wijze van reclassering-avant-la-lettre weer een betrekking bij de Staatsmijnen aan te bieden; een ongebruikelijk moderne opvatting, die in het debat over Wilhelmina’s werkelijke politieke sympathieën dan ook veel stof heeft doen opwaaien.